Hoe omgaan met faalangst in de klas?
Maak in je klas duidelijk dat fouten maken mag en dat niemand zijn leven foutloos doorbrengt. Bespreek in je groep hoe er met fouten van jezelf en anderen moet worden omgegaan. Praat over faalangst met je groep. Vertel als leerkracht eens iets wat je zelf fout hebt gedaan; hoe dat voelde en hoe je dat oploste.
Hoe herken je iemand met faalangst?
Faalangst herkennen
- Teruggetrokken gedrag, geen initiatief nemen, niets durven zeggen of vragen, verlegenheid.
- Niet beginnen aan iets moeilijks of het steeds uitstellen.
- Nerveus zijn over een moeilijke taak.
- Snel opgeven: ‘Dat lukt toch niet!’
- Weinig zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld: ‘Dat kan ik niet!’
Hoe ga je om met een kind met faalangst?
Bij faalangst:
- Reageer normaal op prestaties van uw kind.
- Verwacht niet te veel van uw kind, maar ook niet te weinig.
- Laat uw kind veel dingen zelf doen en zelf keuzes maken.
- Geef uw kind een compliment als het iets doet wat het spannend vindt, ook als het niet perfect gaat.
Hoe herken je faalangst in de klas?
Herkennen van faalangst Leerlingen kunnen stil worden als ze angstig zijn, maar ze kunnen ook clownesk of stoer gedrag vertonen. Overmatig vragen stellen of juist niks durven te vragen, kunnen een signaal zijn dat een kind twijfelt aan zijn eigen kunnen. Ook hoofdpijn, buikpijn of moeilijk slapen kunnen signalen zijn.
Wat moet je zeggen tegen iemand met faalangst?
Hoe kun je een faalangstige collega helpen?
- ‘Maak je niet druk’. Zeg niet tegen een persoon met faalangst dat hij niets heeft om zich zorgen om te maken en dat het onzin is dat hij of zij zich zorgen maakt.
- ‘Ik zou het zus en zo doen’. Goedbedoelde tips geven is evenmin een goed idee.
Hoe herken je kinderen met faalangst?
Meestal zijn er bij faalangst lichamelijke signalen te herkennen vlak voordat je kind een stressvolle taak moet voltooien. Dit zijn onder andere zweten, een rood gezicht krijgen, hartkloppingen, hoofdpijn, buikpijn en diarree. Maar je kunt het ook merken aan het gedrag van je kind.
Maak in je klas duidelijk dat fouten maken mag en dat niemand zijn leven foutloos doorbrengt. Bespreek in je groep hoe er met fouten van jezelf en anderen moet worden omgegaan. Bespreek faalangst eens met je groep. Bespreek als leerkracht eens iets wat je zelf fout hebt gedaan; hoe dat voelde en hoe je dat oploste.