Hoe werkt tegenwoordige tijd?

Hoe werkt tegenwoordige tijd?

Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt. De persoonsvorm vind je door de zin in een andere tijd te zetten. Het woord dat verandert is de persoonsvorm. Zet de zin in een andere tijd.

Hoe vorm je de VTT?

wordt gevormd door een combinatie van twee werkwoordsvormen: enerzijds een eerste verbale pool (of persoonsvorm) (een vorm van de hulpwerkwoorden van tijd, nl. zijn of hebben) en anderzijds, een tweede verbale pool (een voltooid deelwoord of „participium perfectum‟), die fungeert als “verbale rest”.

Hoe vervoeg je werkwoorden in tegenwoordige tijd?

Indien je deze toch wilt gebruiken gelden de volgende regels: In de tegenwoordige tijd vervoeg je het werkwoord zoals bij “u”, dus stam + ’t’. Bijvoorbeeld: “Gij wordt” en “Wordt gij?” In de verleden tijd vervoeg je het werkwoord ook zoals bij “u”, maar schrijf je er nog een ’t’ achter.

Hoe werkt voltooid tegenwoordige tijd?

In de voltooide tijd staat altijd een voltooid deelwoord: een werkwoordsvorm als gelezen of gewerkt. Doorgaans staat er ook een hulpwerkwoord bij: een vervoegde vorm van hebben of zijn. Het hulpwerkwoord is heb.

Wat is het verschil tussen onvoltooid tegenwoordige tijd en voltooid tegenwoordige tijd?

Het belangrijkste verschil tussen deze twee is dat een onvoltooid verleden tijd vooral als verhalende beschrijving fungeert, zoals woonde, had en verhuisde in (1), en de voltooid tegenwoordige tijd vooral losse feiten benoemt, zoals heeft gewoond in (2).

Hoe weet je of het d of t is tegenwoordige tijd?

In de tegenwoordige tijd wordt nooit een d aan de stam toegevoegd. Zinnen als ‘Zij wijzigd straks de tarieven’ en ‘Hij veranderd morgen de code’ zijn dus altijd fout. Het moet zijn: ‘Zij wijzigt straks de tarieven’ en ‘Hij verandert morgen de code’ (weer: stam + t).

Wat is de tegenwoordige tijd van rijden?

D / dt (tegenwoordige tijd): u rijd / u rijdt.

Wat is het verschil tussen VTT en VVT?

Bij verleden en tegenwoordige tijden heb je het over de persoonsvorm. Iedere persoonsvorm staat immers óf in de tegenwoordige (zie voorbeeld 1) óf in de verleden tijd (zie voorbeeld 2). Bij een voltooide tijd bevat het gezegde een hulpwerkwoord van tijd (hebben of zijn) en is het hoofdwerkwoord een voltooid deelwoord.

Welke tijd is VTT?

voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gelezen. voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gelezen. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal lezen. voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben.

Hoe leg je tegenwoordige tijd uit?

Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd met alleen de stam van het werkwoord, de stam + t of het hele werkwoord. Meestal kun je goed horen wat je moet schrijven. Alleen als de stam op een d eindigt, moet je goed opletten, bijvoorbeeld met vinden.

Hoe vervoeg ik werkwoorden?

Je gaat bij het vervoegen uit van de stam = werkwoord -en, uitgaand van de Nederlandse spellingsregels enkelvoud/meervoud (zie tabel). De ik-vorm wordt niet vervoegd met een extra ’t’. Voorbeelden: ik onderneem, ik word, ik verbrand. De je-/jij-, u-, hij-, zij- en het-vorm vervoeg je met een ’t’ achter de stam.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven