Wat En dat verschil?
Volgens Jan Renkema is de keuze tussen de betrekkelijke voornaamwoorden ‘dat’ en ‘wat’ afhankelijk van de bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord. Het woord ‘dat’ wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen ‘wat’.
Wat en dat regel?
BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD = een woord dat verwijst naar een ander woord in de zin. Als het verwijst naar een concreet woord, gebruik je die of dat. Zie de voorbeelden op deze pagina. Als het verwijst naar iets onbepaalds (bijvoorbeeld ‘iets’ of ‘alles’), gebruik je wat of dat.
Wat of dan?
Zowel het enige wat als het enige dat is correct als het enige niet verwijst naar iets specifieks, maar naar iets in algemene zin. Wat is dan het gebruikelijkst.
Welke of dat?
In algemene teksten en in spreektaal is het gebruik van welke als betrekkelijk voornaamwoord af te raden; goede alternatieven zijn die of vormen als waaraan, waarin, waardoor enzovoort.
Wat mij of dat mij?
In de spreektaal wordt naar het-woorden ook met wat verwezen: het boek wat ik gelezen heb, een idee wat mij plotseling inviel. In schrijftaal heeft dat echter de voorkeur.
Wat of dat er is?
Duidelijke verwijzing Je kunt verwijzen naar een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: het/een boek, het/een paard, het/een idee, het/een gevoel. Dan is het dat. Een gevoel dat blijft hangen. Het boek dat in je koffer zit.
Wat of dat zorgt?
Het betrekkelijk voornaamwoord wat is juist in de volgende gevallen.
- Na een onbepaald woord als iets, niets, alles:
- Na een voornaamwoord (dat, datgene):
- Na een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord, meestal een overtreffende trap, of na een (rang)telwoord:
- Als het terugslaat op een hele zin:
Welke dat die?
Het betrekkelijk voornaamwoord welke is formeel. Het is aan te bevelen om het betrekkelijk voornaamwoord die te gebruiken bij enkelvoudige de-woorden en bij meervoudige woorden. De fiets die ik een jaar geleden kocht, is al stuk.