Wat zegt de Bijbel over alleenstaande moeder?
In de Bijbel kom je niet veel alleenstaande vrouwen tegen. En wat opvalt, is dat zij een duidelijke opdracht hadden als vrouw. Van de richteres Deborah staat niet vermeld of ze een man had. Wel staat er dat ze een moeder was voor haar volk.
Wat staat er in de Bijbel over familie?
Colossenzen 3:20 Kinderen, jullie moeten gehoorzaam zijn aan je vader en moeder, want dat is de wil van de Here. Spreuken 17:6 Het sieraad van oude mensen zijn hun kleinkinderen en het sieraad van de kinderen zijn hun ouders. 1 Johannes 3:1 Wat heeft de Vader geweldig veel liefde voor ons!
Wat betekent Eert uw vader en uw moeder?
‘Je ouders eren’ betekende: doen wat zij zeiden of wensten. Ouders kunnen immers vergissingen maken in hun opvoeding, en een weg uitstippelen die niet goed is voor hun kind. En ten slotte betekent eren niet dat kinderen hun ouders moeten imiteren, hun waarden en normen zomaar klakkeloos moeten overnemen.
Wat zegt de Bijbel over alleen blijven?
God heeft bij de schepping van de mens gelijk gezegd: ‘Het is niet goed als de mens alleen is. ‘ Daarom heeft Hij hem een partner gegeven, een gelijke, om mee te leven. In een huwelijk laten zij alles achter van hun oude leven en geven zich volledig aan elkaar, ze worden een eenheid (Genesis 2: 24).
Wat zegt de Bijbel over broers?
Broers en zussen van Jezus in de Bijbel. De vier evangeliën vertellen over broers en twee ervan noemen ook zussen van Jezus: Matteüs 12: 46, Marcus 3:31 en Lucas 8:19: “zijn broers” Matteüs 13: 55, 56 en Marcus 6:3: “zijn broers” worden met name genoemd (Jakobus, Jozef / Joses, Simon en Juda) en “zijn zusters”
Heb eerbied voor je vader moeder?
Hoe je ouders te eren Het gebod (mitswa) “Eer uw vader en moeder” bestaat uit twee onderdelen: Eer je ouders (in het Hebreeuws kibbud av v’eim) – het zijn positieve handelingsacties. Eerbiedig je ouders (In het Hebreeuws morah) – de negatieve “doe niet” handelingen.
Wat zegt de Bijbel over de kinderen?
In Marcus 10:16 en Marcus 9:36-37: “Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen [zijn discipelen]: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.”