Heeft gereisd of gereist?

De verleden tijd van reizen is ‘reisde’. Het voltooid deelwoord is ‘heeft gereisd’.

Is het leeft of leefd?

leven/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van leven
onbepaalde wijs
tegenwoordig (o.t.t.)	leef	leeft
verleden (o.v.t.)	leefde	leefde
toekomend (o.t.t.t.)	zal leven	zult/zal leven

Is reizen een werkwoord?

Werkwoord “reizen” – Nederlandse werkwoorden.

Wat is de verleden tijd van Baden?

Het voltooid deelwoord van baden is gebaad. Een kind dat in bad is gedaan, is dus gebaad. Zetten we dit voltooid deelwoord vóór kind, dan vervalt er een a: het gebade kind.

Is het lachte of lachtte?

lachen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van lachen
onbepaalde wijs	kort
tegenwoordig (o.t.t.)	lach	lacht
verleden (o.v.t.)	lachte	lachte
toekomend (o.t.t.t.)	zal lachen	zult/zal lachen

Is het Georven of geërfd?

Erfde – geërfd is de normale vervoeging van erven. Sommige woordenboeken noemen ook de sterke vervoeging orf – georven. Dat is volgens de grote Van Dale “in de volkstaal, bekakt en schertsend”.

Is leeft een werkwoord?

Werkwoord “leven” – Nederlandse werkwoorden.

Hoe schrijf je leven in verleden tijd?

leven – leefde – geleefd (ga uit van de v-klank in leven)

Is reizen een sterk werkwoord?

Bij het voltooid deelwoord van reizen hoor je ook een -t- op het eind. Is dat niet zo, dan eindigt het voltooid deelwoord op een -d-. ’t Kofschip geldt alleen voor zwakke werkwoorden, niet voor sterke werkwoorden. Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd de uitgang -de of -te: reisde, fietste.

Wat is voltooid deelwoord van reizen?

reizen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van reizen
onbepaalde wijs	kort
onvoltooid	tegenwoordig	reizen
toekomend	zullen reizen
voltooid	tegenwoordig	hebben gereisd

Is erbij gebaat?

Wat is juist: ‘Daar is niemand bij gebaad’ of ‘Daar is niemand bij gebaat’? ‘Daar is niemand bij gebaat’ is goed. In de uitdrukking ergens (niet) bij gebaat zijn gaat het om het voltooid deelwoord gebaat van het werkwoord baten. Baten betekent ’tot voordeel zijn’.

Is het reisde of reiste?

reizen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van reizen
onbepaalde wijs
tegenwoordig (o.t.t.)	reis	reist
verleden (o.v.t.)	reisde	reisde
toekomend (o.t.t.t.)	zal reizen	zult/zal reizen