Inhoudsopgave
Wat is geen onderdeel van de translatie?
Translatie is het vertalen van een genetische code op het DNA naar een werkzaam eiwit. De geproduceerde eiwitten zijn bouwstenen voor de productie van cellen. Cellen zijn weer bouwstenen voor weefsels. Weefsels zijn weer onderdelen van organen.
Welke codons coderen niet voor een aminozuur?
In het ribosoom worden tRNA’s gebruikt om van de code op het mRNA een streng aminozuren te maken. Voor de 64 verschillende codons zijn minder tRNA-moleculen nodig. Er zijn 3 stopcodons, waarvoor geen tRNA is. De 64 codons coderen voor 20 verschillende aminozuren.
Wat doet een Stopcodon?
Deel van de genetische code op het RNA waar de ribosomen stoppen met de translatie (productie van een eiwit). UAA, UGA en UAG zijn (bij de mens) stopcodons voor translatie. Als het ribosoom het stopcodon passeert zorgt een releasing factor ervoor dat het ribosoom uitelkaar valt en de translatie stopt.
Waaruit bestaat een codon?
Een codon of triplet is een drietal basen (adenine, cytosine, guanine of uracil) in mRNA die de genetische code in zich dragen. Ieder codon voor een aminozuur bestaat natuurlijk wel uit drie basenparen, maar mutaties in het derde basenpaar van het codon zullen in veel gevallen geen invloed hebben.
Welke structuren zijn betrokken bij translatie?
De translatie speelt zich af in het ribosoom en verloopt aan de hand van transfer-RNA (tRNA). Het tRNA brengt een bepaald aminozuur naar een groeiende polypeptideketen. De overdracht vindt plaats met behulp van triplets van nucleotiden, doordat elk van deze triplets is gebonden aan een aminozuur.
Hoe heten enzymen die eiwitten degraderen?
Het proteasoom is een zogenaamde protease, een enzym dat de peptidebindingen tussen de aminozuren in een eiwit kan laten verbreken. Gedurende de celcyclus wisselt de gewenste concentratie van bepaalde eiwitten. Daardoor is er op sommige momenten een overschot van sommige eiwitten.
Hoe noem je de drie basen die de code van voor een aminozuur bevatten?
De bouwstenen van DNA zijn adenine (of A), cytosine (of C), guanine (of G) en thymine (of T). DNA lijkt een willekeurige aaneenschakeling van A’s, C’s, G’s en T’s, maar de volgorde van deze letters vormt in feite de genetische code. Elk blokje van 3 basen, een codon genoemd, codeert voor een aminozuur.
Waarom eindigt translatie op een stopcodon?
Als door een puntmutatie een extra stopcodon in een gen ontstaat, wordt de transcriptie (DNA) of de translatie (mRNA) te vroeg afgebroken en wordt het eiwit niet afgemaakt.
Welke producten zijn nodig voor translatie?
Translatie is dus het proces waarbij het mRNA wordt afgelezen en wordt vertaald naar een eiwit. De bouwstenen van een eiwit zijn aminozuren. Er moet dus een lange keten aminozuren worden gemaakt bij translatie. Bij translatie is er weer een speciale ‘lezer’ nodig: een ribosoom.
Hebben bacterien mRNA?
Prokaryoten. Prokaryoten zoals bacteriën hebben geen celkern. Hierdoor kunnen bij het mRNA translatie en transcriptie tegelijk plaatsvinden. Het systeem van translatie bij prokaryoten is hetzelfde als bij eukaryoten.