Inhoudsopgave
Wat is het metabool syndroom?
Het metabool syndroom is een verzameling van klachten rondom de stofwisseling. Het gaat om een combinatie van een verhoogd cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, overgewicht (vooral toename bij de buik) en een hoge bloedsuikerspiegel. Vooral mannen hebben er last van.
Hoe meet je het metabool syndroom?
Er is sprake van het metabool syndroom als je een grote buikomtrek hebt, en daarnaast twee of meer van de volgende dingen:
- hoge bloeddruk, ongeacht of je er al voor wordt behandeld.
- te veel bloedvetten: het triglyceridengehalte is verhoogd.
- te laag HDL-cholesterol (het ‘goede’ cholesterol)
Wat zorgt voor overgewicht?
Er is vaak geen duidelijke oorzaak voor overgewicht of obesitas. Doorgaans is er sprake van een combinatie van factoren, zoals een overmatige consumptie, ongezond eten (veel suikers en vet) en te weinig beweging. De omgeving waarin de persoon zich bevindt, ligt hieraan vaak ten grondslag.
Hoe ontstaat metabool syndroom?
Hoe ontstaat het metabool syndroom? Het syndroom ontstaat onder andere door een combinatie van ongezond eten en weinig bewegen. Het is een gevaarlijk proces omdat men na jarenlang calorierijk eten heel geleidelijk in gewicht kan aankomen en de conditie langzaam kan afnemen door te weinig beweging.
Wat is Insulinemie?
Deze aandoening kan beschouwd worden als het voorstadium van diabetes type 2. Er is te veel suiker in de bloedbaan. De alvleesklier reageert hierop door meer insuline aan te maken, in een poging het bloedsuikergehalte te laten dalen tot een normale waarde.
Wat te doen tegen metabool syndroom?
Het metabool syndroom doorbreken? 3 tips
- Nieuwe levensstijl. Pak overgewicht aan door gezonder te eten en meer te bewegen.
- Anders eten. Verminder de inname van verzadigd vet, zoals in volvette dierlijke producten.
- Meer bewegen. Probeer dagelijks minstens een halfuur te bewegen.
Hoeveel mensen hebben het metabool syndroom?
Het syndroom komt voor bij 18 procent van de werkende mannen en 11 procent van de werkende vrouwen. De prevalentie verschilt echter sterk per leeftijdsgroep en neemt van ongeveer twee tot drie procent onder 18-24-jarigen toe tot wel 26 procent bij vrouwen en 33 procent bij mannen van 60-64 jaar (zie figuur 1).