Inhoudsopgave
Wat is het voltooid deelwoord van vallen?
De verleden tijd van vallen is ‘viel’. Het voltooid deelwoord is ‘is gevallen’.
Wat is verleden tijd van zeggen?
In de verleden tijd is er soms twijfel over de keuze tussen zegde / zegden en zei / zeiden. Zei en zeiden zijn standaardtaal in het hele taalgebied. In samenstellingen en afleidingen zoals toezeggen, afzeggen en ontzeggen zijn zegde en zegden standaardtaal in het hele taalgebied.
Is vallen een werkwoord?
Werkwoord “vallen” – Nederlandse werkwoorden.
Is gevallen of heeft gevallen?
gevallen/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van gevallen | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | |
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevallen | hebt/heeft gevallen |
| verleden (v.v.t.) | had gevallen | had gevallen |
| toekomend (v.t.t.t.) | zal gevallen hebben | zult/zal gevallen hebben |
Wat is stranden in de verleden tijd?
stranden/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van stranden | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | lang | |
| tegenwoordig (o.t.t.) | strand | stranden |
| verleden (o.v.t.) | strandde | strandden |
| toekomend (o.t.t.t.) | zal stranden | zullen stranden |
Heeft gezegd of had gezegd?
Is het ik heb gezegt of gezegd? Het juiste antwoord is gezegd. Gezegd is het voltooide deelwoord van zeggen. In de meeste gevallen eindigt een voltooid deelwoord op een d.
Wat is stranden werkwoord?
Def.: vastlopen op het strand.
Is stranden een werkwoord?
Werkwoord “stranden” – Nederlandse werkwoorden.
Is het Ik zei of zij?
Het is belangrijk om te weten of het een werkwoord is of een persoonlijk voornaamwoord. Een werkwoord is bijvoorbeeld staan, lopen of zeggen of een vervoeging daarvan: stond, liep, zei. Een persoonlijk voornaamwoord is bijvoorbeeld ik, jij, hij of zij. Als het een werkwoord is, is zei met een ei.
Is zegt een werkwoord?
Werkwoord “zeggen” – Nederlandse werkwoorden.
Is het gevraagd of gevraagt?
Het is namelijk niet ‘verkoopster gevraagt’ (met een t) maar ‘verkoopster gevraagd’ (met een d). Die fout ontstaat omdat je het verschil niet hoort in de uitspraak van de d of de t aan het einde van een woord.