Inhoudsopgave
Wat zijn alle signaalwoorden?
Dat zijn woorden zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot. Ze geven een signaal aan de lezer: ‘Let op, er komt nu een nieuw onderwerp’ bijvoorbeeld. Of een argument, een gevolg, een vergelijking, een voorbeeld, enzovoort. Signaalwoorden worden ook wel verbindingswoorden of structuuraanduiders genoemd.
Welk verband geven de signaalwoorden aan?
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea’s of zinnen. Door signaalwoorden kun je als lezer ‘signaleren’ dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
Welk verband geven de signaalwoorden maar En echter aan?
Welk signaalwoord op zijn plaats is, ligt aan het soort verband. Signaalwoorden van plaats: hier, daar, waar, waarin, waarop etc. Signaalwoorden van tegenstelling: echter, maar, daarentegen, hoewel, toch, tenzij etc. Signaalwoorden van opsomming: en, ook, daarnaast, bovendien, ten eerste, ten tweede etc.
Welke signaalwoorden horen bij een chronologisch verband?
Chronologisch verband | tijd Geeft een opsomming van gebeurtenissen in tijd. Vaak gebruikte woorden: voordat, nadat, eerst, vervolgens, daarna, wanneer, vroeger, later.
Waardoor Signaalwoord?
Signaalwoorden: doordat, daardoor, waardoor, hierdoor, met als gevolg, ten gevolge van, dit is te danken/wijten aan, de oorzaak hiervan is, zodat, bijgevolg, dan ook, dientengevolge. In een tekstdeel wordt aangegeven wat het doel van iets is en in een volgend tekstdeel staat dan een middel om dat doel te bereiken.
Wat zijn Opsommende signaalwoorden?
In een opsommend verband noemt de schrijver/verteller de delen op. Het is een verband dat een opsomming tussen zinnen of alinea’s aanduidt. Signaalwoorden die zo’n verband kunnen aanduiden zijn: eerst, en, ook (nog), verder, bovendien, daarnaast, zo, niet alleen maar (ook), ten eerste …
Is totdat een signaalwoord?
Tijd: vroeger, eerst, eerder(e), daarna, later(e), wanneer, ten slotte, tijdens, na, intussen, voordat, nadat, tijdens, sinds, toen, voordat, aanvankelijk, tegelijkertijd, zodra, zolang, waarna, …
Wat is een chronologisch verband?
1. Chronologisch verband | tijd. Geeft een opsomming van gebeurtenissen in tijd. Vaak gebruikte woorden: voordat, nadat, eerst, vervolgens, daarna, wanneer, vroeger, later.