Inhoudsopgave
Zullen vervoegen in Duits?
worden / zullen = werden
| tegenwoordige tijd | ||
|---|---|---|
| ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie | werde wirst wird werden werdet werden | ik word/zal jij wordt/zult hij/zij/het wordt/zal wij worden/zullen jullie worden/zullen zij worden/u wordt // zij zullen/u zult |
Hoe vervoeg je onregelmatige werkwoorden in het Duits?
Werkwoorden | onregelmatig
| o.t.t. | o.v.t. | |
|---|---|---|
| er/sie/es | soll | sollte |
| wir | sollen | sollten |
| ihr | sollt | solltet |
| sie/Sie | sollen | sollten |
Zouden rijtje Duits?
| voorbeeld: würden | ||
|---|---|---|
| ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie | würde würdest würde würden würdet würden | ik zou jij zou hij/zij/het zou wij zouden jullie zouden zij zouden / u zou |
Wat is de perfekt in het Duits?
Voltooid tegenwoordige tijd (Perfekt) in het Duits.
Welke betekenis heeft het werkwoord werden in het Duits?
Het werkwoord werden heeft in het Duits twee betekenissen, die soms door elkaar gehaald worden. De eerste betekenis van het woord is worden, de tweede is zullen. Gelukkig vervoeg je het werkwoord altijd op dezelfde manier, ongeacht welke van de twee betekenissen het heeft.
Wat zijn de belangrijkste drie werkwoorden in het Duits?
Dit artikel behandelt de vervoeging van de belangrijkste drie werkwoorden in de Duitse grammatica: sein, haben en werden (= zijn, hebben en zullen/worden). Hierbij komt zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd van het werkwoord in het Duits aan bod.
Wat zijn de belangrijkste werkwoorden in de Duitse grammatica?
Dit artikel behandelt de vervoeging van de belangrijkste drie werkwoorden in de Duitse grammatica: sein, haben en werden (= zijn, hebben en zullen/worden). Hierbij komt zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd van het werkwoord in het Duits aan bod. Ook staan we stil bij het voltooid deelwoord en de gebiedende wijs.
Wat is het werkwoord ‘werden’ in de verleden tijd?
Verleden tijd van sein, haben, werden. Let op: het werkwoord ‘werden’ (worden, zullen) kent twee verschillende vervoegingen in de verleden tijd, één voor werden (wurden) en één voor zouden (würden). v.t. ‘sein’. v.t. ‘haben’. v.t. ‘werden’ (als in werd, werden) v.t. ‘werden’ (als in zou, zouden) ich (= ik) war. hatte.