Inhoudsopgave
Hoe lang duurde de tijd van steden en staten?
Kenmerkende aspecten: De opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
Waarom is de geschiedenis verdeeld in 10 tijdvakken?
Het begin van de Europese overzeese expansie. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. De hernieuwde interesse voor de klassieke oudheid. De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk in West-Europa.
Hoe zijn steden en staten ontstaan?
In de Hoge Middeleeuwen was de bevolking van West-Europa erg gegroeid. Dit kwam omdat de boeren betere technieken hadden uitgevonden om land te ontginnen. Ook wisten zij het land vruchtbaarder te maken waardoor de oogst groter werd. De steden groeiden.
Wat zijn de kenmerkende aspecten?
Kenmerkende aspecten zijn de hoofd-gebeurtenissen/perioden in de geschiedenis. Kenmerkende aspecten worden vooral gebruikt in het basisonderwijs in Nederland. In de kenmerkende aspecten staan de belangrijkste gebeurtenissen en perioden.
Hoe heet de tijd van 1000 tot 1500?
De middeleeuwen (ca. 500 tot ca. 1500) vormen in de geschiedenis van Europa de periode tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd. Traditioneel situeert men dit door Italiaanse humanisten geïntroduceerde tijdvak tussen de val van het West-Romeinse Rijk in de 5e eeuw en de renaissance die in de 14e eeuw in Italië begon.
Wat aten de mensen in de tijd van steden en staten?
In oude afvalputten (beerputten) vinden archeologen vaak zaden van vruchten. Zo weten we dat mensen ook appels, bramen, bosbessen, bosaardbeitjes, druiven en vijgen aten.
Wat deden ze in de tijd van jagers en boeren?
Deze mensen waren jagers of verzamelaars. Zij hadden geen vaste verblijfplaats en haalden hun voedsel uit de wilde natuur. Ze jaagden op dieren of verzamelden bessen of andere eetbare planten. Mensen die op deze manier leven, noemen wij nomaden.
Wat zijn de 10 tijdvakken geschiedenis?
tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500)
Hoe ontwikkelde de economie zich in de tijd van steden en staten?
Vanaf de 11e eeuw ontstond in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving. Boeren breidden hun landbouwgrond uit en pasten nieuwe landbouwtechnieken toe. Hierdoor groeide de opbrengst van de landbouw en groeide de bevolking. Een deel van de bevolking ging in steden wonen, waar werk was in de nijverheid en de handel.
Wat gebeurde er tussen 1000 en 1500?
De middeleeuwen was de periode tussen de oudheid en de renaissance in de geschiedenis van Europa. Deze periode liep ongeveer van 500 na Christus, ongeveer dezelfde tijd als de val van het Romeinse Rijk, tot aan ongeveer 1500. Aan het einde van de middeleeuwen vormden Europese volkeren een wereldmacht.