Hebben of zijn gekomen?

Hebben of zijn gekomen?

Zowel zijn moeten komen als hebben moeten komen is correct. Het hulpwerkwoord zijn richt zich naar het zelfstandig werkwoord komen (ik ben gekomen); het hulpwerkwoord hebben naar het hulpwerkwoord moeten (ik heb gemoeten).

Hebben of zijn taaladvies?

Bij overgankelijk gebruik worden deze werkwoorden met hebben vervoegd, bij onovergankelijk gebruik met zijn. Als de handeling zelf centraal staat, dan worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, dan worden ze met zijn vervoegd.

Hebben en kunnen?

Antwoord. Beide constructies zijn correct. Hij is met moeite binnen kunnen komen is standaardtaal in België, maar wordt ook door heel wat mensen in Nederland gebruikt. Hij heeft met moeite binnen kunnen komen is standaardtaal in het hele taalgebied.

Heb Of ben gekomen?

Antwoord. Beide vervoegingen zijn mogelijk, maar ze zijn niet in alle gevallen door elkaar te gebruiken. Als vergeten betekent ‘niet bij zich hebben’ of ‘er niet aan gedacht hebben om iets te doen’, is zowel hebben als zijn correct. Als het betekent ‘zich niet meer herinneren’, is alleen de vervoeging met zijn correct.

Hebben of zijn beginnen?

Het is allebei mogelijk. In de zin ‘De politie is/heeft een onderzoek gestart’ staat een lijdend voorwerp: een onderzoek. Meestal is in zinnen met een lijdend voorwerp alleen hebben mogelijk als hulpwerkwoord van de voltooide tijd. Maar bij starten is ook het hulpwerkwoord zijn mogelijk.

Hebben of zijn gevlucht?

vluchten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van vluchten
onbepaalde wijs
tegenwoordig (v.t.t.) ben gevlucht bent gevlucht
verleden (v.v.t.) was gevlucht was gevlucht
toekomend (v.t.t.t.) zal gevlucht zijn zal/zult gevlucht zijn

Hebben of zijn opgelopen?

oplopen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van oplopen
onbepaalde wijs kort
onvoltooid toekomend zullen oplopen op zullen lopen
voltooid tegenwoordig hebben opgelopen
toekomend opgelopen zullen hebben

Hebben of zijn in perfectum?

Je gebruikt bij de voltooide tijd (perfectum en plusquamperfectum) vaak het hulpwerkwoord ‘hebben’, bijvoorbeeld: ‘ik heb een brief geschreven’, ‘we hebben veel gelachen’. Je gebruikt ‘zijn’ bij een werkwoord dat een verandering van situatie aangeeft, zoals: groeien, veranderen, sterven, verhuizen.

Heb nagelopen of ben nagelopen?

nalopen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van nalopen
onbepaalde wijs lang
tegenwoordig (v.t.t.) ben nagelopen zijn nagelopen
verleden (v.v.t.) was nagelopen waren nagelopen
toekomend (v.t.t.t.) zal nagelopen zijn zullen nagelopen zijn

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven