Inhoudsopgave
Hebben of zijn ondergaan?
óndergaanBewerken
| vervoeging van de bedrijvende vorm van ondergaan | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | ||
| tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondergegaan | bent ondergegaan |
| verleden (v.v.t.) | was ondergegaan | was ondergegaan |
| toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergegaan zijn | zal/zult ondergegaan zijn |
Hebben of zijn taaladvies?
Slapen en eten zijn allebei werkwoorden die met hebben vervoegd worden, maar in de voorbeelden (1) en (2) wordt het hulpwerkwoord van tijd zijn gebruikt omdat gaan en beginnen met zijn vervoegd worden, net als in (3) en (4). (3) De kinderen zijn al naar bed gegaan. (4) We waren net met de voorbereidingen begonnen.
Hebben of zijn nt2?
Bij de meeste werkwoorden gebruik je hebben. Zijn gebruik je bij de werkwoorden aankomen, beginnen, blijven, gaan, gebeuren, komen, worden en zijn. Bij werkwoorden van beweging gebruik je hebben als het om de beweging gaat en zijn als het om een richting gaat.
Hebben of zijn voltooid deelwoord?
De voltooide tijd wordt gevormd met het hulpwerkwoord hebben of zijn. Wanneer welk hulpwerkwoord wordt gebruikt, valt niet uitputtend te beschrijven. In goede woordenboeken staat daarom bij elk werkwoord of het met hebben of zijn gecombineerd wordt.
Wat is ondergaan?
ondergaan – onregelmatig werkwoord uitspraak: on-der-gaan 1. het ervaren van iets ♢ zij moest een operatie ondergaan 1. achter de horizon verdwijnen ♢ de zon is al ondergegaan Onrege…
Wat betekent ondergaat?
Lijden = 1) Aanzien 2) Afzien 3) Boeten 4) Doorstaan 5) Dragen 6) Dulden 7) Duren 8) Ellende ondergaan 9) Gelijden 10) Gevoelen 11) Het ondergaan van ellende 12) Het ondergaan van ellende en smart 13) Het ondergaan van smart 14) In de… boeten = •straf ondergaan.
Kunnen hebben of hebben kunnen?
kunnen/vervoeging
| vervoeging van het werkwoord kunnen | ||
|---|---|---|
| tegenwoordige tijd | ||
| hij, zij, het | kan | kunnen |
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | |
| – | hebben gekund / (niet-standaardtaal: gekunnen) hebben kunnen |
Hebben of zijn opgelopen?
oplopen/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van oplopen | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | |
| onvoltooid | toekomend | zullen oplopen op zullen lopen |
| voltooid | tegenwoordig | hebben opgelopen |
| toekomend | opgelopen zullen hebben |
Hebben of zijn gelopen?
De werkwoorden geven een activiteit weer, dus hebben. Maar er is geen lijdend voorwerp, dus zijn. Soms zijn beide vormen goed: werkwoorden als moeten, mogen en willen gaan met hebben. Maar als er nog een werkwoord achter komt dat met zijn gaat, is die vorm ook goed: Hij heeft / is moeten blijven.
Hebben of zijn gewandeld?
Bij werkwoorden van bewegen (lopen, fietsen, wandelen) gebruik je ‘hebben’ als alleen het bewegen wordt bedoeld. Je gebruikt ‘zijn’ als de plaats genoemd wordt waar de beweging naartoe gaat. Voorbeelden; We hebben in het bos gewandeld, We zijn naar het bos gewandeld.
Hebben of zijn overgestoken?
oversteken/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van oversteken | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | |
| onvoltooid | toekomend | zullen oversteken over zullen steken |
| voltooid | tegenwoordig | hebben overgestoken |
| toekomend | overgestoken zullen hebben |
Hebben of zijn gesprongen?
ik ben op mijn fiets gesprongen. Ik heb de hele dag in die auto gereden. Ik ben met die auto naar Antwerpen gereden. Voor werkwoorden zoals vallen en zinken kunnen we alleen zijn gebruiken.