Inhoudsopgave
Hoe bereken je de onbekende zijde van een driehoek?
Vuistregels
- Je kunt de Stelling van Pythagoras toepassen in rechthoekige driehoeken.
- Stelling van Pythagoras: (ene rechthoekszijde)2 + (andere rechthoekszijde)2 = (schuine zijde)2
- Of ook wel bekend als: a2 + b2 = c2, waarbij a en b de rechthoekszijden zijn en c de schuine zijde is.
Hoe bereken je de lengte van een gelijkbenige driehoek?
Vuistregels
- Sin (∠A)= overstaande rechthoekszijde van∠A schuine zijde.
- Cos (∠A)= aanliggende rechthoekszijde van∠A schuine zijde.
- Tan (∠A)= overstaande rechthoekszijde van∠A aanliggende rechthoekszijde van∠A.
Hoe bereken je de lengte van een Lijnstuk van een driehoek?
Soms is het handig (of zelfs onvermijdelijk) de lengte van een lijnstuk x te stellen. Door vervolgens de lengte van het overeenkomstige lijnstuk in x uit te drukken kun je door kruislings vermenigvuldigen x berekenen. Gegeven: BC=5, EF=3 en EB=2.
Hoe bereken je een lijnstuk?
Maar het wordt interessanter als het gaat om de lengte van een lijnstuk tussen twee grafieken in. Als de waarde van q gegeven wordt, en je moet de lengte van het lijnstuk uitrekenen dan los je gewoon op f(p) = q en g(p) = q en het verschil tussen beide p-waarden die je vindt is de lengte van het lijnstuk.
Wat is de lengte van een korte zijde?
Kortom: A2 + B2 = C2 Hierbij is A de lengte van de korte zijde, B de lengte van de lange zijde en C de lengte van de schuine zijde. Pythagoras was niet de eerste die het verband tussen de lengte van de zijden van een rechthoekige driehoek kende. De oude Egyptenaren waren bijvoorbeeld ook al in staat deze berekening te maken.
Wat is de basis van het berekenen van zijde?
De basis van het berekenen van hoeken en lengtes van zijde is het werken met de cosinus, sinus en tangens, drie functies op je rekenmachine. Vaak leer je als eerste aan de hand van twee lengtes van zijdes het aantal graden van een hoek te berekenen. Dit doe je met de onderstaande formules. Sinus = overstaande zijde / schuine zijde.
Wat is de lengte van de zijden van een driehoek?
Kortom: A 2 + B 2 = C 2 Hierbij is A de lengte van de korte zijde, B de lengte van de lange zijde en C de lengte van de schuine zijde. Pythagoras was niet de eerste die het verband tussen de lengte van de zijden van een rechthoekige driehoek kende. De oude Egyptenaren waren bijvoorbeeld ook al in staat deze berekening te maken.