Inhoudsopgave
- 1 Hoe gaat het doorgeven van een prikkel in zijn werk?
- 2 Hoe worden de uitlopers van zenuwen beschermd?
- 3 Hoe noem je een orgaan dat reageert op een prikkel?
- 4 Hoe sturen je hersenen je spieren aan?
- 5 Welke delen van je zenuwstelsel kunnen impulsen maken?
- 6 Hoe kan je zenuwstelsel een reflex onderdrukken?
Hoe gaat het doorgeven van een prikkel in zijn werk?
Waarnemingen van de zintuigen worden prikkels, ofwel stimuli genoemd. Zintuigcellen, bijvoorbeeld de staafjes en kegeltjes in ons oog, vangen deze prikkels op. De prikkels worden omgezet in elektrische signalen (impulsen) die via de sensorische zenuwen naar de diverse zintuiggebieden in de cortex worden gebracht.
Wat stuurt de spieren aan?
Motorische zenuwen brengen opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel over naar alle spieren. Deze signalen vertrekken vanuit het motorische gebied in de cortex ofwel de hersenschors en zorgen ervoor dat spieren zich samentrekken als we in actie willen komen of juist verslappen als er niets hoeft te gebeuren.
Hoe worden de uitlopers van zenuwen beschermd?
De lange uitloper of axon ontvangt prikkels van het cellichaam. Er zijn meerdere soorten steuncellen, en samen hebben ze vele taken. Ze maken de hersenen steviger en beschermen daardoor de zenuwcellen. Ook vormen ze een vetachtige laag om axonen, het myeline, voor een snellere en betere prikkelgeleiding.
Hoe wordt een spier aangestuurd door een zenuw?
Skeletspieren worden aangestuurd door het zenuwstelsel. Ze worden vanuit de hersenen aangestuurd door motorische zenuwen. De bewuste aansturing van de skeletspieren vindt plaats via het piramidale systeem. Dit loopt van de motorische schors naar de hersenstam en ruggenmerg.
Hoe noem je een orgaan dat reageert op een prikkel?
Een zintuig of organum sensus is een gespecialiseerd orgaan dat een organisme in staat stelt bepaalde, voor het zintuig specifieke, stimuli (prikkels) waar te nemen.
Hoe heet het wanneer je lichaam direct reageert op een prikkel?
Spinale reflexen van de spieren verlopen zeer snel en worden ook wel spier-eigenreflexen genoemd. De receptor ligt hier namelijk in het reagerende orgaan zelf: de spier reageert als gevolg van de rekking van de spier zelf. Veel van deze reflexen ontstaan via goed beschreven neuronale circuits.
Hoe sturen je hersenen je spieren aan?
Ons lichaam wordt bestuurd vanuit onze hersenen. De hersenen sturen signalen naar de spieren zodat deze in actie komen. Een dergelijk signaal verplaatst zich via zenuwcellen (neuronen) door het lichaam. De zenuwcellen die de bewegingsspieren aansturen worden motorische neuronen genoemd.
Wat zijn impulsen zenuwstelsel?
Een sensorische zenuw vervoert impulsen vanaf een zintuigcel (receptor) richting het centraal zenuwstelsel. Motorische zenuwen versturen impulsen vanuit het centraal zenuwstelsel richting een effector, spier of klier. Een zenuwcel bestaat ook uit uitlopers. Deze heten axonen of dendrieten.
Welke delen van je zenuwstelsel kunnen impulsen maken?
Er bestaan drie typen zenuwcellen: sensorische zenuwcellen, motorische zenuwcellen en schakelcellen. Sensorische zenuwcellen innerveren, zoals de naam al zegt, de sensorische waarneming van het lichaam. Dus de impulsoverdracht vanuit zintuigcellen in de huid naar het centraal zenuwstelsel.
Hoe is een zenuw opgebouwd?
Een zenuw is een onderdeel van het perifere zenuwstelsel en bestaat uit gebundelde uitlopers van zenuwcellen. Zenuwen bevatten twee typen zenuwvezels: snelle en trage vezels. Langs een zenuwvezel worden fysiologische signalen doorgegeven door verandering van de elektrische potentiaal over de celmembraan.
Hoe kan je zenuwstelsel een reflex onderdrukken?
Reflexen zorgen er ook voor dat je kan blijven staan of zitten. Een reflex gaat automatisch, maar de hersenen kunnen een aantal reflexen onderdrukken. Daardoor is het mogelijk om bijvoorbeeld te lopen. Reflexen lopen via de reflexboog in het ruggenmerg.
Hoe wordt het zenuwstelsel genoemd dat de werking van inwendige organen regelt?
Het autonome zenuwstelsel regelt vooral de werking van inwendige organen, onder andere de ademhaling, de spijsvertering en het verwijden en vernauwen van bloedvaten en het beïnvloedt ook de hartslag.