Inhoudsopgave
Hoe schrijf je onderaan?
Als onder in gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. In is dan een voorzetsel en onder een bijwoord bij dat voorzetsel. De vaas staat onder in de kast.
Is het hieronder of hier onder?
We schrijven hieronder aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier onder in twee woorden. Hier kan dan vervangen worden door ‘op deze plaats’.
Waar voorzetsel?
De bijwoorden er, daar, hier en waar schrijf je meestal vast aan het voorzetsel dat erachter staat (zie punt 3 voor uitzonderingen). Die combinatie van er + voorzetsel verwijst dan naar iets in de zin of de context. ‘Er/daar/hier/waar + voorzetsel’ betekent iets als ‘voorzetsel + dat/dit/wat’.
Is het midden in of middenin?
Als midden in gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. In is dan een voorzetsel en midden een bijwoord bij dat voorzetsel. Ze vonden een oase midden in de woestijn.
Is het daarvan of daar van?
We schrijven daarvan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we daar van in twee woorden. Daar kan dan vervangen worden door ‘op die plaats’.
Waar onder Of waaronder?
“Onder wie” wordt gebruikt om aan te geven dat je het over één persoon tussen alle andere hebt. Het wordt alleen voor personen gebruikt. Bijvoorbeeld: “Alle spelers stonden opgesteld, onder wie Seedorf”. ”Waaronder” gebruik je voor een ding/zaak onder vele andere.
Hoe schrijf je midden in?
Is het dichtbij of vlakbij?
Beide spellingen zijn correct, maar ze kunnen niet door elkaar gebruikt worden. ‘Dichtbij’ is een bijwoord (er hoeft geen woord of woordgroep meer te volgen), net zoals ‘dichterbij’ en ‘dichtstbij’. Hij woont dichtbij. Hij woont dichterbij.
Wat is het voorzetsel in de zin?
Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor: De pen ligt op de tafel. Ik ga met de trein naar mijn werk.