Inhoudsopgave
Hoe vind je het meewerkend voorwerp Duits?
Om het meewerkend voorwerp te kunnen vinden stel je de vraag: aan wie of voor wie of wat + PV/gezegde + onderwerp +lijdend voorwerp. Bijv. Die Frau gibt dem Kind einen Ball.
Hoe vind je de naamvallen?
Het naamwoordelijk deel v.h. gezegde kun je vaak verwachten na de koppelwerkwoorden sein, werden, bleiben en scheinen. bijvoorbeeld:….1e naamval.
Hij | is | mijn beste vriend |
---|---|---|
onderwerp: krijgt 1e naamval | koppelwerkwoord: ist [vorm van sein] | naamwoordelijk deel v.h. gezegde: krijgt ook 1e naamval! |
Hoe vind je de 1e naamval Duits?
De eerste naamval (nominatief) Alle Duitse woorden hebben een geslacht (m, v of o). Als we deze woorden in zinnen gaan gebruiken, wordt een m-woord in een zin der. Bijvoorbeeld: Ich bin der Chef.
Hoe heet het meewerkend voorwerp in het Duits?
aan/voor = meewerkend voorwerp Der Mann lacht. Hij lacht. Ich sehe den Mann.
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp in de zin. Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp. Staat het woord -aan of het woord -voor in een zin, dan weet je al dat er een meewerkend voorwerp in de zin zit.
Welke naamval für?
Je gebruikt de vierde naamval na een van de volgende voorzetsels:
- bis (tot)
- durch (door)
- für (voor)
- gegen (tegen)
- ohne (zonder)
- um (om)
- entlang (langs)
Welke naamval achter auf?
Bis an, bis auf, bis hinter etc. Als na bis een van de voorzetsels met de 3e of 4e naamval staat (an, auf, hinter, neben, in, über, unter, vor, zwischen) krijg je altijd de 4e naamval.
Hoe weet je of het 3e of 4e naamval is?
derde naamval | Waar? dezelfde situatie, je kunt een dia maken. Wanneer? in zinsneden met voorzetsel. |
---|---|
vierde naamval | Waarheen? veranderende situatie, je kunt een video maken. Als het werkwoord een richting aangeeft: auf die Uhr schauen |
Hoeveel Duitse naamvallen zijn er?
Er zijn in het Duits vier naamvallen. De functie van elke naamval wordt hieronder uitgelegd met een voorbeeld. Vervolgens wordt nog een overzicht gegeven van de vervoegingen voor de ‘der’-groep en de ‘ein’-groep.
Welke naamvallen Duits?
Hieronder gaan we de 4 naamvallen in het Duits bespreken en wijzen we de pinguïn van elke zin een naamval toe.
- Nominatief – onderwerp. De eerste naamval of de nominatief gebruiken we voor het onderwerp in de zin.
- Genitief – bezit.
- Datief – meewerkend voorwerp.
- Accusatief – lijdend voorwerp.
Hoe noem je naamvallen in het Duits?
Tip 3: De functie van de naamvallen is hetzelfde als in het Nederlands
1e naamval | centrum van de zin | Der Mann kauft das Auto. |
---|---|---|
2e naamval | NL = van (bezittelijk) | Das Auto des Mannes ist rot. |
3e naamval | NL = aan | Der Mann gibt der Frau das Auto. |
4e naamval | object | Der Mann gibt der Frau das Auto. |