Inhoudsopgave
Hoe werkt een Kofschip?
De medeklinkers uit ’t kofschip, dus de t, f, k, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit ’t kofschip.
Wat is Kofschiptaxi?
Voordat je de zwakke werkwoorden in de verleden tijd gaat vervoegen is het belangrijk dat je de regels van kofschiptaxi goed kent. Als de stam van een zwak werkwoord eindigt op één van de letters k, f, s, ch, p, t, x uit kofschiptaxi, dan krijg je in de verleden tijd stam+te of stam+ten.
Waar komt t Kofschip vandaan?
Achtergrond van ’t kofschip Het ezelsbruggetje berust op het feit dat alle medeklinkers in de woordcombinatie ’t kofschip stemloos zijn, dus de plofklanken /p/, /t/ en /k/ en de wrijfklanken /f/, /s/ en /ch/, en dat er in de klankinventaris van het Nederlands geen andere stemloze medeklinkers zijn.
Hoe wordt de verleden tijd gevormd?
De onvoltooid tegenwoordige tijd en onvoltooid verleden tijd worden gevormd op basis van de stam van het werkwoord. De voltooid tegenwoordige tijd en voltooid verleden tijd worden gevormd met een vervoegde vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.
Hoe werkt het voltooid deelwoord?
Veel Nederlandse werkwoorden zijn zwak: het voltooid deelwoord wordt gevormd door ge- vooraf te laten gaan aan de werkwoordstam en te eindigen met ’t’ of ‘d’ afhankelijk van de slotklank van de stam (zie ’t kofschip). Van onregelmatig sterke werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door de uitgang -en.
Hebben gejuicht?
juichen/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van juichen | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | ||
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb gejuicht | hebt gejuicht |
| verleden (v.v.t.) | had gejuicht | had gejuicht |
| toekomend (v.t.t.t.) | zal gejuicht hebben | zal/zult gejuicht hebben |
Wat is de betekenis van Kofschip?
’t Kofschip is een ezelsbruggetje om te bepalen of er een d of een t achter een werkwoord komt in de verleden tijd (het gebeurde) of de voltooide tijd (het is gebeurd).
Hoe ziet een Kofschip eruit?
Een kofschip was oorspronkelijk een zeilschip van ca. 12 meter lang voor kust- en binnenvaart. Het leek veel op een smak en had een ronde voor- en achtersteven, een platte bodem en zwaarden. Grote koffen, tot circa 28 meter, hadden een bezaansmast achter de roef.
Is was verleden tijd?
zijn/vervoeging
| vervoeging van het werkwoord zijn | ||
|---|---|---|
| tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
| u | bent is | was |
| gij, ge | zijt | waart |
| hij, zij, het | is | was |
Wat verleden tijd?
onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, ik las. voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gelezen. voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gelezen. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal lezen.
Hoe kun je zien dat het een voltooid deelwoord is?
Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, be-, ver- of ont-. Een voltooid deelwoord heeft een hulpwerkwoord bij zich: hebben, zijn of worden . In de voorbeeldzin is het hulpwerkwoord.
Hoe kun je het voltooid deelwoord vinden?
Het voltooid deelwoord is de vorm van een werkwoord die je in een zin meestal vindt in een voltooid tegenwoordige tijd of een voltooid verleden tijd. Er staat dan een vorm van hebben of zijn bij: ik heb gelopen, ik ben gevallen. Het voltooid deelwoord is hier gelezen. Het hulpwerkwoord is heb.