Inhoudsopgave
Zowel gisteravond als gisterenavond is correct. Samenstellingen van gister en gisteren met woorden die delen van de dag aangeven, zijn allebei standaardtaal. In België zijn samenstellingen met gisteren het gebruikelijkst, in Nederland met gister. We zijn gisteravond / gisterenavond naar de bioscoop geweest.
Hoe schrijf je gistermiddag of gisterenmiddag?
Samenstellingen van gister en woorden die delen van de dag aangeven, zijn standaardtaal in het hele taalgebied: gisteravond, gistermiddag, gistermorgen, gisternacht, gisterochtend. Ook samenstellingen met gisteren zijn standaardtaal: gisterenavond, gisterenmiddag enzovoort.
Wat of dat er is?
Alles, al, (zo)iets, iets en niets/niks zijn onbepaalde voornaamwoorden. Er kan naar verwezen worden met het betrekkelijk voornaamwoord wat of dat. Na alles en al heeft wat voor de meeste taalgebruikers de voorkeur.
Wat is een gister?
Ter aanduiding van de dag die onmiddellijk is voorafgegaan aan vandaag worden de bijwoorden gisteren en gister gebruikt. Gisteren is standaardtaal in het hele taalgebied. Samenstellingen met gister en gisteren (bijvoorbeeld gistermorgen en gisterenmorgen) zijn standaardtaal in het hele taalgebied.
Is gister correct Nederlands?
Gisteren is standaardtaal in het hele taalgebied voor ‘op de dag voor vandaag’. Gister wordt in Nederland ook vaak gebruikt in gesproken taal en informele geschreven taal. Toch is er een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers die gister in verzorgde schrijftaal afkeurt.
Wat is gistermiddag?
in de middag van de vorige dag. in de middag van de vorige dag; in de middag van gisteren. Voorbeelden: Om half een gistermiddag kwam het sein tot een onmiddellijke evacuatie van Ochten, enkele uren later volgden de nabijgelegen dorpen IJzendoorn en Eldik.
Is het gister?
Wat is gisterenmiddag?
in de middag van de vorige dag. in de middag van de vorige dag; in de middag van gisteren. Voorbeelden: Ruim 200 T-shirts, sokken, onderbroeken, bikini’s en andere kledingstukken vlogen gisterenmiddag boven het Scheveningse strand.
Wat of dat Verwijswoord?
Het verwijswoord ‘wat’ gebruik je in deze gevallen: Als het verwijst naar woorden als ‘iets’, ‘niets’, ‘alles’, ‘dat’ en ‘datgene’: Ik vind alles wat in de etalage ligt mooi. Dat zijn woorden als ‘mooiste’, ‘leukste’, ‘vervelendste’ en ‘heftigste’.
Is gister goed Nederlands?
Wat En dat verschil?
Volgens Jan Renkema is de keuze tussen de betrekkelijke voornaamwoorden ‘dat’ en ‘wat’ afhankelijk van de bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord. Het woord ‘dat’ wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen ‘wat’.