Inhoudsopgave
Is het red of redt?
‘ is juist. Red is hier een gebiedende wijs. De gebiedende wijs komt altijd overeen met de ik-vorm van het werkwoord. Je voegt er dus geen t aan toe.
Hoe schrijf je zei van zeggen?
In de verleden tijd is er soms twijfel over de keuze tussen zegde / zegden en zei / zeiden. Zei en zeiden zijn standaardtaal in het hele taalgebied. Zegde en zegden zijn standaardtaal in België, maar ze worden er als formeel en schrijftalig beschouwd, en ze zijn er veel minder gebruikelijk dan zei en zeiden.
Hoe weet je of je iets met een d of een t schrijft?
Vinden gaat als lopen. Een handig ezelsbruggetje dat je kunt gebruiken: woorden die eindigen op een d, zoals worden en vinden, kun je vervangen door lopen en dan hoor je of er een t achter moet.
Is het hij zei of hij zij?
Het is belangrijk om te weten of het een werkwoord is of een persoonlijk voornaamwoord. Een werkwoord is bijvoorbeeld staan, lopen of zeggen of een vervoeging daarvan: stond, liep, zei. Een persoonlijk voornaamwoord is bijvoorbeeld ik, jij, hij of zij. Als het een werkwoord is, is zei met een ei.
Is het wordt vervolgd of word vervolgd?
De correcte spelling is wordt vervolgd. Wordt vervolgd is een onvolledige zin, die vaak aan het eind van een aflevering van een reeks te vinden is. Het onderwerp is weggelaten om de zin zo beknopt mogelijk te houden.
Is het gevoelt of gevoeld?
gevoelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van gevoelen | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevoeld | hebt gevoeld |
verleden (v.v.t.) | had gevoeld | had gevoeld |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevoeld hebben | zal/zult gevoeld hebben |
Is het zegt of zegd?
De meest gebruikelijke vorm van het werkwoord zeggen in de verleden tijd is in de standaardtaal in het hele taalgebied zei(den). Daarnaast komt in de standaardtaal in België ook de vorm zegde(n) voor, al wordt die vorm er veel minder gebruikt. Voor veel Nederlanders klinkt zegde(n) verouderd.
Hoe schrijf je zij van zeggen?
zeggen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van zeggen | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | lang | |
ik | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zeg | zeggen |
verleden (o.v.t.) | zegde zei | zegden zeiden |
Hoe weet je of je een voltooid deelwoord met een d of t schrijft?
De regel van ’t kofschip (x)
- Als de laatste letter van de stam wel in ’t kofschip staat: het voltooid deelwoord eindigt op -t.
- Als de laatste letter van de stam niet in ’t kofschip staat: het voltooid deelwoord eindigt op -d.
Hoe weet je of een voltooid deelwoord met een d of t is?
Of het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, wordt bepaald door de slotklank van de stam. De stam van een werkwoord vinden we door -en van de infinitief af te nemen. Als die klank een stemloze medeklinker is, dan is de verledentijdsuitgang -te(n) en de uitgang van het voltooid deelwoord -t.
Is het ze of zij?
Bij verwijzing naar personen kunnen we voor het onderwerp van een zin zowel ze als zij gebruiken. Dat kan als we willen verwijzen naar een vrouwelijke persoon of naar een woord in het meervoud. Het is aan te bevelen om bij zulke verwijzingen zo veel mogelijk de gereduceerde vorm ze te gebruiken.
Heeft ze of heeft zij?
De ‘volle’ onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud zij kan alleen op personen betrekking hebben. Voor de verwijzing naar niet-personen kan alleen de gereduceerde vorm ze worden gebruikt, zowel in gesproken als geschreven taal.