Inhoudsopgave
Waar in of waarin?
We schrijven waarin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. In vraagzinnen met waarin als eerste zinsdeel kunt u het voornaamwoordelijk bijwoord waarin herkennen aan het feit dat u het kunt vervangen door in wat of in wie. Waarin geloof jij? (= in wat geloof jij?)
Is dit of dat mogelijk?
Om terug te verwijzen naar een enkelvoudig het-woord dat eerder genoemd is of naar een vorige zin, is het aan te bevelen om zo veel mogelijk dat te gebruiken. Dat doet u ook als u spontaan spreekt. Terugverwijzen met dit is niet fout, maar is nogal nadrukkelijk en formeel.
Hoe gebruik je een verbindingsstreepje?
Het koppelteken wordt ingezet om (1) de scheiding aan te duiden van samenstellingen die moeilijk te herkennen zijn, (2) de scheiding van een buitenlands en Nederlands woord aan te duiden, (3) de gelijkwaardigheid van een samenstelling te laten zien en (4) om te laten zien dat een uitdrukking één geheel is.
Is deze een lidwoord?
De-woord of het-woord Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, is een mannelijk of vrouwelijk woord of een woord in het meervoud. Daar kun je naar verwijzen met de aanwijzende voornaamwoorden deze en die. Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, is een onzijdig woord.
Is mijn Een Verwijswoord?
Verschillende voorbeelden van verwijswoorden Er zijn heel veel verwijswoorden. Een aantal voorbeelden: Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons.
Waarbij of waar bij?
We schrijven waarbij aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. In vraagzinnen met waarbij als eerste zinsdeel kunt u het voornaamwoordelijk bijwoord waarbij herkennen aan het feit dat u het kunt vervangen door bij wat of bij wie. …
Waarin of waarop?
Dat kan dan vervangen worden door toen of door een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld waarin, waarop) als het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst, voorafgegaan wordt door een bepaald lidwoord, bijvoorbeeld: de dag dat / waarop. Er is geen betekenisverschil tussen de beide constructies.
Is het dit boek of dat boek?
Antwoord. Correct is: het boek dat je voorleest. Naar een het-woord wordt met dat verwezen.