Inhoudsopgave
Waar zit een Zadelgewricht?
Een voorbeeld van een zadelgewricht is het gewricht tussen de handwortel en het middenhandsbeentje van de duim (articulatio carpometacarpalis I). Een eigewricht (articulatio ellipsoidea) heeft een bol en een hol ellipsvormig gewrichtsvlak. Er zijn meer assen (twee hoofdassen) en twee bewegingsmogelijkheden.
Waar zit een Draaigewricht?
Draaigewricht: een bot draait als een soort ring om een ander bot heen, zoals bij de bovenste nekwervel wanneer je je hoofd draait. Rolgewricht: twee botten rollen ‘om elkaar heen’. Dit merk je vooral met de twee botten in je onderarm wanneer je je handen draait.
Hoe ziet een kraakbeen eruit?
Kraakbeen wordt ingedeeld in hyalien, fibreus en elastisch kraakbeen. In tegenstelling tot ander bindweefsel bevat kraakbeen bij volwassenen geen bloedvaten of zenuwen. Chondrocyten zijn kraakbeencellen die ingebed liggen in holtes (lacunae) binnen de kraakbeenmatrix.
Waar vind je Scharniergewricht?
Scharniergewrichten: in de knieën, ellebogen en vingers. Rolgewricht: tussen de ellepijp en het spaakbeen. Zadelgewricht: aan de basis van de duimen. Kogelgewrichten: voor de beweging van de heup en de schouder.
Welk gewricht is het meest flexibel?
de vorm van het kogelgewricht, te vinden tussen het dijbeen en de heup, is de meest flexibele van ons lichaam. Hier zijn bewegingen in zes richtingen mogelijk.
Welke soorten kraakbeen zijn er?
Er bestaan drie typen van kraakbeen: hyalien, elastisch en vezelig kraakbeen.
Wat voor soort gewricht is de pols?
De pols is een tweeassig eivormig gewricht, wat betekent dat het eigenlijk uit twee gewrichten bestaat. Enerzijds maakt de pols palmair- en dorsaalflexie mogelijk, en anderzijds radiaal- en ulnairabductie. Palmair is de buiging richting de handpalm, dorsaalflexie is de strekking richting de rug.
Waar in het skelet vind je Bindweefselverbindingen?
Een voorbeeld van een bindweefselverbinding vormt bijvoorbeeld het vlies tussen het kuitbeen (fibula) en het scheenbeen (tibia). Ook de naden tussen de schedelbeenderen van pasgeborenen zijn bindweefselverbindingen. Ze bevatten bindweefsel, dat tegen het einde van het tweede levensjaar volledig verdwijnt.