Inhoudsopgave
- 1 Waarom kunnen h2o moleculen eerder moeilijk doorheen de dubbele fosfolipiden?
- 2 Waar bestaan fosfolipiden uit?
- 3 Waar is een celmembraan uit opgebouwd?
- 4 Waardoor kan water moeilijk de Fosfolipidenlaag passeren?
- 5 Welke stoffen zijn hydrofoob?
- 6 Wat is de functie van de kern van een cel?
- 7 Waarom is het celmembraan semi permeabel?
- 8 Waarom kan water de membraan snel passeren?
Waarom kunnen h2o moleculen eerder moeilijk doorheen de dubbele fosfolipiden?
Het midden van deze dubbellaag bevat bijna geen water en opgeloste stoffen zoals suikers of zouten. De kop van een fosfolipide kan de chemische eigenschappen van de dubbellaag sterk beïnvloeden. De kop kan bijvoorbeeld dienen als “ankerpunt” voor andere moleculen in het membraan.
Waar bestaan fosfolipiden uit?
Een fosfolipide is een lipide dat bestaat uit een fosfaatgroep, een glycerolgroep, een stikstof bevattende alcoholgroep (bijvoorbeeld ethanolamine) en twee lange vetzuurstaarten. Aan de fosfaatgroep kunnen verschillende soorten kleine moleculen gebonden zijn, zoals serine of choline.
Wat is de functie van fosfolipide?
De belangrijkste bouwsteen van een membraan. Fosfor= fosforgroep + lipide= vet. Bestaande uit een hydrofiele kop (houdt van water) en een hydrofobe staart (houdt niet van water). Door deze membraan kunnen gassen, vetachtige stoffen (hydrofobe stoffen) en kleine polaire stoffen moeiteloos diffunderen.
Waar is een celmembraan uit opgebouwd?
De celmembraan bestaat in de eenvoudigste vorm uit een dubbele laag fosfolipiden. Fosfolipiden zijn langwerpige, amfipatische moleculen, bestaande uit een sterk hydrofiele kop en twee lange, hydrofobe vetzuurstaarten. De celmembraan kan voor enkele stoffen ook via diffusie doorlaatbaar zijn.
Waardoor kan water moeilijk de Fosfolipidenlaag passeren?
Kleine moleculen zoals zuurstof en koolstofdioxide bewegen tussen de fosfolipiden van het membraan door. Grote moleculen, ionen, water en grote voedseldeeltjes kunnen niet door de fosfolipidenlaag heen. Vetachtige stoffen kunnen dat wel. Veel van die stoffen moeten gebruik maken van eiwitpoorten in het membraan.
Waarom is het celmembraan semi-permeabel?
Alle stoffen die de cel in moeten, of de cel uit moeten, moeten door het membraan. Het membraan selecteert welke stoffen door erdoor mogen en welke stoffen niet. het membraan is dus selectief doorlaatbaar of semi-permeabel.
Welke stoffen zijn hydrofoob?
Hydrofobe stoffen lossen niet of nauwelijks op in water. Voorbeelden van hydrofobe stoffen zijn vetten en oliën, deze zijn per definitie hydrofoob. De oorzaak dat hydrofobe stoffen niet met hydrofiele stoffen mengen, heeft te maken met de polariteit van een molecuul.
Wat is de functie van de kern van een cel?
In de celkern is het meeste DNA van het organisme opgeslagen. Het DNA regelt de productie van eiwitten, die maken dat het hele organisme kan functioneren: alle erfelijke eigenschappen worden aangestuurd door informatie uit de celkern. Hierdoor wordt de celkern ook wel gezien als het ‘controlecentrum’ van de cel.
Hoe dik is het celmembraan?
Het membraan omgeeft het cytoplasma en geeft de cel vorm en stevigheid. Het plasmamembraan vormt de afscheiding tussen de cel en zijn omgeving en is gemiddeld maar 0,01 micron (0,00001 millimeter) dik. Dit celmembraan heeft als taak om het actieve transport te reguleren.
Waarom is het celmembraan semi permeabel?
Waarom kan water de membraan snel passeren?
De hoge concentratie opgeloste stoffen in de cel kan de celmembraan niet passeren, watermoleculen wel. Watermoleculen zullen van buiten de cel naar binnen bewegen, en daar druk opbouwen, de turgor, die de cel zijn stevigheid geeft.