Inhoudsopgave
Waarom naamvallen Duits?
Wat is een naamval? In het Duits kunnen de lidwoorden verschillende uitgangen hebben, die een naamval uitdrukken. Naamvallen zijn nodig om de functie van een zinsdeel aan te geven. Zo drukken ze ‘het onderwerp’, ‘het lijdend voorwerp’, of ‘het meewerkend voorwerp’ van een zin uit.
Hoe bepaal je naamvallen in het Duits?
Tip 3: De functie van de naamvallen is hetzelfde als in het Nederlands
1e naamval | centrum van de zin | Der Mann kauft das Auto. |
---|---|---|
2e naamval | NL = van (bezittelijk) | Das Auto des Mannes ist rot. |
3e naamval | NL = aan | Der Mann gibt der Frau das Auto. |
4e naamval | object | Der Mann gibt der Frau das Auto. |
Hoe werken de Duitse naamvallen?
De Duitse naamvallen kunnen door drie factoren bepaald worden: door de grammaticale functie van het zinsdeel (ontleden) – onderwerp en naamwoordelijk deel = eerste naamval (Nominativ); lijdend voorwerp en tijdsbepaling zonder voorzetsel = vierde naamval (Akkusativ); meewerkend voorwerp = derde naamval (Dativ) …
Wat is Dativ in Duits?
‘Der Dativ’ is de derde naamval in het Duits. Het wordt gebruikt voor het meewerkend voorwerp . Achter sommige voorzetsels of werkwoorden komt namelijk altijd een derde naamval: De voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, zu, seit, gegenüber, außer.
Welke naamval is an?
Voorzetsels met de 3e OF 4e naamval
an | = aan, naar | über |
---|---|---|
auf | = op | unter |
hinter | = achter | vor |
neben | = naast | zwischen |
in | = in, naar |
Welke naamval is Entlang?
entlang’ heeft de 3e naamval: Wir liefen ein Stück an dem Fluss entlang.
Hoe vind je de 1e naamval Duits?
De eerste naamval wordt gebruikt voor het onderwerp en het naamwoordelijk gezegde na de koppelwerkwoorden ‘sein’ (zijn), ‘werden’ (worden) en ‘bleiben’ (blijven). Alle Duitse woorden hebben een geslacht (m, v of o). Als we deze woorden in zinnen gaan gebruiken, wordt een m-woord in een zin der.
Hoe vind je het meewerkend voorwerp Duits?
Om het meewerkend voorwerp te kunnen vinden stel je de vraag: aan wie of voor wie of wat + PV/gezegde + onderwerp +lijdend voorwerp. Bijv. Die Frau gibt dem Kind einen Ball. Aan wie geeft de vrouw een bal?
Hoe herken je 3e naamval Duits?
Tijdsbepalingen met een voorzetsel staan in de 3e naamval: Am Montag / im Sommer / seit einem Jahr spiele ich Tennis. (zonder voorzetsel staan tijdsbepalingen in de 4e naamval: Ich gehe jeden Tag ins Fitnesszentrum.) Als een werkwoord een voorzetsel als voorvoegsel heeft wordt de 3e naamval gebruikt.
Wat is Dativ en Akkusativ?
Er zijn nog twee handige regels waaraan je kunt zien of iets Dativ moet zijn: – Achter de werkwoorden: helfen, gratulieren, glauben, gelingen, volgen, danken en begegnen komt altijd Dativ. – Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ. Akkusativ is de vierde naamval.
Wat is Nominativ Akkusativ Dativ?
De Nominativ is het ‘onderwerp’ in het Nederlands. Deze kun je in de zin vinden door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm? De Akkusativ is het ‘lijdend voorwerp’ in het Nederlands. Deze is te vinden in de zin door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp?
Welke naamval krijgt auf?
auf en über (in de betekenis ‘over’): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.