Inhoudsopgave
Wat betekent immunoglobulines?
v./m. (-n), afk.: Ig, plasma-eiwitten, behorende tot de gammaglobulinefractie, die een rol spelen als antistoffen in het afweermechanisme van mens en dier.
Waar staat IgM voor?
Immunoglobuline M of kortweg IgM is een type antilichaam dat wordt geproduceerd door B-cellen. Het is verreweg het grootste en zwaarste type antilichaam in de menselijke circulatie. Het is meestal het eerste antilichaam dat men in het bloed ziet verschijnen als respons op een antigeen, voordat class switching optreedt.
Wat is igg1?
IgG-subklasseverlaging IgG circuleert in het bloed en is de belangrijkste uitvoerende antistof. Mensen bij wie het lichaam normale hoeveelheden antistoffen aanmaakt, kunnen toch een tekort hebben in één van de vier subklassen van IgG (IgG 1, IgG2 , IgG3 of IgG4).
Wat is IgA?
Immunoglobuline A (IgA) is een antilichaamisotype dat vooral wordt aangetroffen in mucosale secreties. De belangrijkste functie van dit antilichaam is het lichaam te beschermen tegen indringers van buitenaf, zoals bacteriën en virussen.
Wat betekent IgM positief?
Mensen met IgG en zonder IgM hebben de infectie niet recent opgelopen maar de aanwezigheid van IgM duidt niet altijd op een recente infectie omdat IgM langdurig positief kunnen blijven als bijvoorbeeld dood virusmateriaal aanwezig blijft in de neus of de keel.
Wat is IgM bloed?
De kankerplasmacellen maken een IgM type afweerstof aan. Deze afweerstof kan in het bloed worden gemeten met speciale testen en heet “M-proteine”. Behalve in het bloed kan een onderdeel van het M proteine soms ook in de urine gevonden worden en heet dan Bence Jones eiwit.
Wat is IgG3?
Samen met IgG, is de IgG3-subklasse meestal betrokken bij een antilichaamrespons tegen virale antigenen. Bij virale infecties is IgG1 meestal verhoogd, nadat eerst antiviraal IgG3 gestegen is. IgG3-defficiëntie wordt aldus geassocieerd met recidiverende infecties, die aanleiding geven tot chronische longziekten.
Wat is IgG2?
Immunoglobulinen klasse G (IgG) worden verdeeld in vier subklassen, die verschillen in hun biologische werkzaamheid. Zo is het IgG2 betrokken bij de vorming van antistoffen tegen kapselantigenen terwijl vooral IgGI en 3 op eiwitantigenen reageren.