Inhoudsopgave
Wat betekent van mij?
accusatief en datief van ik, eerste persoon enkelvoud. ♢ Hij ontsloeg mij”. ♢ Hij gaf mij een baan”. 2.
Is het Jan en ik of Jan en mij?
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een opsomming met en genoemd worden, maar het is gebruikelijk om eerst de anderen te noemen en daarna jezelf. Dat wordt ook als het beleefdst beschouwd.
Is het als mij of dan mij?
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Wat is het verschil tussen ik en mij?
Ik is de onderwerpsvorm van de eerste persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Mij (of me) is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
Is het namens mij of namens ik?
U kunt hem namens mij opzoeken bij Radio Pax. Als ik niet in staat was om te praten, sprak hij namens mij.
Is het zij en ik of zij en mij?
Ze vonden het erg gezellig met de kinderen en ons! Hij sprak namens de organisatie en hemzelf. Het gaat me om haar en de gevolgen voor haar bedrijf.
Is het dan jij of dan ik?
In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Is het mooier dan of mooier als?
Hoger, mooier, beter, lekkerder; het zijn zogenoemde vergrotende trappen, van: hoog, mooi, goed, lekker. Na een vergrotende trap moet je in een vergelijking ‘dan’ gebruiken: hoger dan, mooier dan, beter dan, lekkerder dan. ‘Als’ hoort bij een vergelijking zonder vergrotende trap: net zo hoog als, even mooi als, enz.
Is het zij en mij of zij en ik?
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze; niet-onderwerpsvormen (ook wel voorwerpsvormen genoemd) zijn mij/me, jou/je, hem, haar, het, ons, jullie en hen/hun.
Is het ikzelf of mijzelf?
In sommige gevallen is zowel ikzelf als mijzelf mogelijk na dan, als of zoals, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ikzelf de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mijzelf correct.