Inhoudsopgave
Wat betekent zich verheugen op?
(refl) zich ~: blijdschap ervaren ♢ Hij verheugde zich enorm toen zij onverwachts belde. 2. (refl) zich ~ op: reikhalzend uitzien naar iets ♢ Hij verheugde zich op haar aangekondigde bezoek.
Waar verheugen zij zich op?
[refl] “zich ~”: blijdschap ervaren. [refl] “zich ~ op”: reikhalzend uitzien naar iets.
Wat is verheugd?
(-er, -st), blij, vrolijk. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: verheugd (bn): blij, gelukkig, glunder, opgetogen, opgewekt, tevreden, vrolijk.
Is het verheugt of verheugd?
verheugen/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van verheugen | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | |
| tegenwoordig (o.t.t.) | verheug | verheugt |
| verleden (o.v.t.) | verheugde | verheugde |
| toekomend (o.t.t.t.) | zal verheugen | zult/zal verheugen |
Hoe schrijf ik verheugen?
verheugen/vervoeging
| vervoeging van de bedrijvende vorm van verheugen | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs | ||
| tegenwoordig (o.t.t.) | verheug | verheugt |
| verleden (o.v.t.) | verheugde | verheugde |
| toekomend (o.t.t.t.) | zal verheugen | zult/zal verheugen |
Hebben verheugd?
verheugd; verblijden; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken.
Wat is een ander woord voor Blij?
monter (bn) : blij, blijmoedig, fris, gelukkig, genotvol, jolig, kwiek, opgeruimd, opgewekt, plezierig, vreugdevol, vrolijk, wakker. opgetogen (bn) : blij, dronken, enthousiast, extatisch, in de wolken, in zijn sas, triomfantelijk, verheugd, verrukt.
Wat is de verleden tijd van verheugen?
Wat is de tegenwoordige tijd van verheugen?
Is verheugd verheugt?
1) ”zich verheugen op”: reikhalzend uitzien naar iets ` Voorbeeld: `Hij verheugde zich enorm toen zij onverwachts belde.
Hoe noem je iemand die altijd blij is?
vrolijk (bn) : blij, blijhartig, blijmoedig, dartel, feestelijk, geanimeerd, hups, jolig, joviaal, levendig, levenslustig, lustig, monter, opgeruimd, opgewekt, optimistisch, speels, uitbundig, uitgelaten, verheugd, vreugdevol, welgemoed.
Wat is de synoniem van leuk?
leuk (bn): amusant, dolletjes, enig, geinig, grappig, lollig, mieters, moppig, olijk, vrolijk, prettig, tof, vermakelijk. leuk (bn): aangenaam, fijn, gezellig, plezierig, prettig.