Inhoudsopgave
Wat gebeurt er met de geluidsgolven als je een hogere of lagere toon speelt?
Hoe hoger de frequentie, dus hoe meer golven per tijdseenheid en per lengte-eenheid, hoe hoger de waargenomen toon. Voor mensen hoorbare frequenties liggen tussen de 20 en 20.000 Hz. Hogere frequenties (dus kortere golven) tot 800 MHz noemt men ultrasone trillingen. De golf kaatst terug, of verspreid zich bolvormig.
Hoe klinkt een lage toon?
De frequentie, uitgedrukt in Hertz (Hz) bepaalt de toonhoogte. Het bereik van het menselijk gehoor ligt in het frequentiegebied tussen 20 en 20.000 Hz. Een hoge toon, bijvoorbeeld 5000 Hz, klinkt piepend. Een lage toon, bijvoorbeeld 50 Hz, klinkt brommend.
Hoe beweegt geluid door de lucht?
Een geluidsbron veroorzaakt veranderingen in luchtdruk die zich in een golfbeweging door lucht voortbewegen. Geluid wordt vaak afgebeeld als een sinusgolf, maar fysisch gezien is geluid in een medium als lucht of water een longitudinale golf: de golfbeweging heeft dezelfde richting als de voortplanting van de energie.
Waar hangt de hoogte van een toon af?
Deze hoogte is afhankelijk van de frequentie van het geluid. De frequentie is het aantal trillingen in een bepaalde tijd. Geluidsbronnen hebben eigenlijk altijd een onderdeel dat trilt. Hoe meer trillingen per seconde, hoe hoger het geluid.
Wat is een lage toon?
Laag Frequent Geluid (LFG) is geluid met lage tonen: tonen met een frequentie beneden 100/125 Herz ( Hz ). Dit is alleen waarneembaar voor mensen als het heel luid is; de waarneming is dan niet als geluid te herkennen maar meer als ‘druk op de oren’ of als trilling.
Wat bepaalt de toonhoogte van het geluid?
De toonhoogte wordt weergegeven door het aantal trillingen per seconde, de frequentie, van de grondtoon in het spectrum, uitgedrukt in Hz (hertz). In muzieknotatie wordt de toonhoogte van een te spelen toon bepaald door de hoogte van de betrokken noot op de notenbalk.
Hoe klinken strijkinstrumenten?
Door de strijkstok met de juiste snelheid en druk dwars over de snaar te bewegen wordt deze in trilling gebracht en gehouden, waarmee een voor strijkers typerende klankkleur ontstaat. Daarbij worden verschillende toonhoogtes verkregen door het plaatsen van de vingers op de snaren.