Inhoudsopgave
Wat is een ander woord voor omvangrijk?
dik, groot, lang, lijvig, uitgebreid, uitgestrekt. als synoniem van een ander trefwoord: uitgebreid (bn) : ampel, breed, breedvoerig, diepgaand, extensief, grondig, groot, langdurig, omstandig, omvangrijk, royaal, ruim, talrijk, uitgestrekt, uitvoerig, veelomvattend, veelzijdig, wijd, wijdlopig.
Wat is het synoniem van grof?
grof (bn): cru, frank, gemeen, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschoft, onfatsoenlijk, ongezouten, platvloers, rauw, ruig, ruw, vrank, vulgair. grof (bn): fors, plomp, robuust, stevig, zwaar, zwaargebouwd.
Wat is het synoniem van ruim?
ruim (bn): breed, gespatieerd, groot, luchtig, open, riant, royaal, uitgebreid, uitgestrekt, veelomvattend, vrij, wijd. ruim (bn): gul, mild, onbekrompen, overvloedig, rijkelijk, royaal.
Wat betekent de omvangrijk?
omvangrijk – bijvoeglijk naamwoord uitspraak: om-vang-rijk 1. heel erg groot of dik ♢ het was een omvangrijk boek Bijvoeglijk naamwoord: om-vang-rijk is omvangrijker dan het omva…
Wat is het synoniem van uitgebreid?
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: uitgebreid (bn): ampel, breed, breedvoerig, diepgaand, extensief, grondig, groot, langdurig, omstandig, omvangrijk, royaal, ruim, talrijk, uitgestrekt, uitvoerig, veelomvattend, veelzijdig, wijd, wijdlopig.
Is het groffe of grove?
Op onze spellingwebsite Spellingsite geven we grove en groffe. De vergrotende trap van grof is grover: ‘Hij vertelde nog grovere leugens dan zijn vader. ‘ Sommige naslagwerken geven ook hier de informele variant groffer. De overtreffende trap van grof is grofst: ‘We betrapten haar op de grofste leugens.
Wat is grof zijn?
grof – bijvoeglijk naamwoord 1. ruw en onbeschaafd ♢ dat was een grove opmerking van Jan 1. grove taal uitslaan [schunnige taal gebruiken] 2.
Wat is een ander woord voor royaal?
1) Aanzienlijk 2) Copieus 3) Coulant 4) Edelmoedig 5) Genereus 6) Gevensgezind 7) Goedgeefs 8) Goedgevig 9) Groot 10) Grootscheeps 11) Gul 12) Koninklijk 13) Kwistig 14) …
Wat is ander woord voor?
aan, ad, in, naar, om, op, pro, te, tegen, ter, voor. naar (vz) : op, tegen, voor.