Welk gevolg had de staatsvorming en centralisatie voor de macht van de lage edelen?
Het gevolg was dat veel stedelingen rijk werden en voor de koning betekende dit veel belastinginkomsten. De burgers gaven dit echter alleen als er privileges tegenover stonden. Ze beperkten de macht van de adel en versterkten de positie van de stedelingen. Het bestuur bleef feodaal maar het functioneerde slecht.
Wat gebeurde er in de tijd van steden en staten?
Kenmerkende aspecten: De opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Hoe stelden vorsten een centraal bestuur in?
De vorsten probeerden hun positie te verstevigen door een politiek van centralisatie: Streven naar een centraal bestuur dat boven de lokale besturen stond. Filips de Goede (hertog van Bourgondië) begon met het centraliseren van het bestuur in zijn gewesten door het instellen van de Staten-Generaal.
Wat is het verband tussen centralisatie en staatsvorming?
De koning begint zijn land centraal te besturen vanuit zijn hoofdstad. Dit proces noemen we centralisatie. Deze gebieden werden één land met duidelijke grenzen. Er is sprake van staatsvorming.
Wat was de handelsroute die na 1400 Meestal werd gevolgd?
Toen de handel tussen Europa en het Midden-Oosten toenam na de kruistochten, kwamen de Europese handelaren ook in contact met waren uit het Verre Oosten. Vooral de specerijen uit India en Indonesië vielen erg in de smaak bij de handelslieden.
Wat gebeurde er tussen 1000 en 1500?
De hoge middeleeuwen vallen ruwweg van het jaar 1000 tot aan 1250. Dit is een periode waarin de kerk, kruistochten en de wetenschap vooral centraal stonden. Europa kende in deze periode een grote rijkdom. De bevolking groeide en bloeide, steden barstten uit hun voegen.
Hoe woonden de mensen in de tijd van steden en staten?
De mensen leefden in een voornamelijk agrarische samenleving. Dit houdt in dat men vooral leefden van wat zij zelf maakten. Zoals boeren. Het grootste deel van de inwoners werkten op het boerenland.