Inhoudsopgave
Welke werkwoorden hebben een vast voorzetsel?
verantwoordelijk zijn voor Vandaag ben jij verantwoordelijk voor dat werk. zich verbazen over Zij verbaast zich over de voorzetsels in het Nederlands. vergelijken met Dat is appels met peren vergelijken. zich vergissen in Hij heeft zich vergist in de datum.
Wat is een vast werkwoord?
Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen worden verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen. Bijvoorbeeld “fietsen naar” is een combinatie van een werkwoord en een voorzetsel.
Welke Prepositie?
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
Wat is een vaste combinatie?
Een vaste woordcombinatie is een vaste combinatie van werkwoorden en/of zelfstandig naamwoorden met één of meer vaste voorzetsels. De woorden kunnen niet vervangen worden door een ander woord.
Welke woorden zijn voorzetsel?
Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor: De pen ligt op de tafel.
Wat is het voorzetsel van je hechten?
Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen wordt verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen.
Wat is vaste Prepositie?
Een vast voorzetsel vormt een vaste combinatie met een ander woord in de zin. Het voorzetsel geeft een bepaalde betekenis aan dat woord. Verander je het voorzetsel, dan verander je de betekenis.
Is van een Prepositie?
Lijst voorzetsels aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Welke voorzetsels gebruiken?
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens… achter te zetten. voor de kast, op de kast, achter de kast…
Wat is een vaste zin?
een gezegde of zegswijze: een vaste uitdrukking om een situatie mee te benoemen, zij het dat bepaalde woorden (werkwoord, persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord) aan de context van de zin kan worden aangepast. Je kan de woorden gebruiken in een eigen zin.
Hoe vind ik het voorzetsel?
Wat zijn voorzetsels? Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens… achter te zetten.
Wat is het voorzetsel?
Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor: De pen ligt op de tafel.