Welke werkwoorden zijn er in het Frans?

Welke werkwoorden zijn er in het Frans?

In het Frans zijn er twee hulpwerkwoorden: Avoir en être, hebben en zijn. Ze worden uiteraard, net als in het Nederlands, ook gebruikt als zelfstandige werkwoorden. Dan zijn er in het Frans ook nog zeven semi-hulpwerkwoorden: aller, venir, devoir, pouvoir, savoir, vouloir en faire.

Wat zijn regelmatige werkwoorden in het Frans?

De drie soorten regelmatige werkwoorden zijn de werkwoorden die eindigen op -er, -ir en -re. Er: Plaats de uitgang achter de stam door -er van het hele werkwoord af te halen. Ir: Plaats de uitgang achter de stam door -ir van het hele werkwoord af te halen.

Hoe vervoeg je werkwoorden op Oir?

oír/vervoeging

vervoeging van het Spaanse werkwoord oír
Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio)
yo oigo oía
tu oyes oías
él, ella, usted oye oía

Hoe vervoeg je present Frans?

Werkwoorden op +er

Je parle Ik praat
Tu parles Jij praat
Il parle / elle parle Hij praat / zij praat
Nous parlons Wij praten
Vous parlez Jullie praten / u praat

Wat is een Subjonctif in het Frans?

Werkwoorden | aanvoegende wijs (subjonctif) Vorm: De subjonctif wordt gevormd door achter de stam van het werkwoord (de nous-vorm zonder -ons) de volgende uitgangen te zetten: -e, -es, -e, -ions, -iez, -ent.

Hoe weet je of een Frans werkwoord regelmatig of onregelmatig is?

Veel voorkomende werkwoorden zijn echter vaak onregelmatig. Deze werkwoorden gaan niet volgens een bepaalde regel, maar moeten uit het hoofd geleerd worden….Werkwoorden | onregelmatig werkw.

Avoir Hebben
Il/elle sait Hij/zij weet
On sait Men weet / we weten
Nous savons We weten
Vous savez Jullie weten / u weet

Wat zijn onregelmatige Franse werkwoorden?

De belangrijkste onregelmatige werkwoorden zijn: être (zijn), avoir (hebben), aller (gaan) en faire (maken).

Hoe vervoeg je venir?

Vervoeging van venir

  • je viens.
  • tu viens.
  • il/elle vient.
  • nous venons.
  • vous venez.
  • ils/elles viennent.

Hoe vervoeg je Falloir?

Werkwoorden “falloir”

  • Indicatif présent. je. tu. il/elle. faut.
  • Indicatif passé composé je. tu. il/elle.
  • Indicatif imparfait. je. tu. il/elle.
  • Indicatif plus-que-parfait. je. tu. il/elle.
  • Indicatif passé simple. je. tu. il/elle.
  • Indicatif passé antérieur. je. tu. il/elle.
  • Indicatif futur. je. tu. il/elle.
  • Indicatif futur antérieur. je. tu. il/elle.

Hoe vervoeg je WW op Ir?

Werkwoorden die eindigen op -ir, zoals dormir (slapen) en partir (vertrekken) worden in de tegenwoordige tijd als volgt vervoegd. Hetzelfde geldt voor sentir (ruiken/voelen), servir (serveren), sortir (uitgaan), mentir (liegen), se repentir (betreuren, spijt hebben), etc. Victor dort toute la journée.

Hoe vervoeg je aller?

Présent

  • je vais.
  • tu vas.
  • il/elle va.
  • nous allons.
  • vous allez.
  • ils/elles vont.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven