Welke zinsontleding?

Welke zinsontleding?

Samenvattend is dit de ontleding van ‘Mijn moeder heeft gisteren op de markt appels gekocht’:

  • mijn moeder = onderwerp.
  • heeft = persoonsvorm.
  • heeft gekocht = werkwoordelijk gezegde.
  • gisteren = bepaling van tijd.
  • op de markt = bepaling van plaats.
  • appels = lijdend voorwerp.

Wat is de Zinsdeelproef?

Met de zinsdeelproef bepaal je wat een zinsdeel is. Dit zinsdeel staat altijd links of rechts van de persoonsvorm. Als een zin in de gebiedende wijs staat, ontbreekt dit zinsdeel altijd. Het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde + onderwerp is het lijdend voorwerp van de zin.

Wat is ontleden taal?

Bij taalkundig ontleden bepaal je van elk woord in de zin tot welke woordsoort het hoort. Een andere term voor taalkundig ontleden is ‘woordbenoeming’. Een woord kan bijvoorbeeld een actie weergeven (werkwoord) of een eigenschap (bijvoeglijk naamwoord).

Wat is een zinsdeel voorbeeld?

Een zinsdeel is een onderdeel van een zin met een bepaalde grammaticale functie. Een zinsdeel kan één woord zijn, maar ook een combinatie van woorden. Voorbeelden van zinsdelen zijn het onderwerp, het lijdend voorwerp en het gezegde.

Met wie zinsdeel?

Een persoonsvorm en het onderwerp zijn altijd aparte zinsdelen. Voordat je zinsdelen kunt benoemen, moet je de zin altijd eerst ontleden. Lijdend voorwerp (lv) – wie/wat + gezegde + onderwerp. Meewerkend voorwerp (mv) – aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp in de zin. Zet Aan wie of Voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp. Staat het woord -aan of het woord -voor in een zin, dan weet je al dat er een meewerkend voorwerp in de zin zit.

Wat doe je als je zinsdelen gaat benoemen?

Een persoonsvorm en het onderwerp zijn altijd aparte zinsdelen. Voordat je zinsdelen kunt benoemen, moet je de zin altijd eerst ontleden. Pas daarna kan je ze benoemen. Om de zinsdelen te vinden en benoemen (redekundig ontleden heet dat) heb je ‘formules’ nodig.

Hoe moet je zinsdelen benoemen?

Verdeel de zin in zinsdelen. Bepaal eerst de persoonsvorm (pv). Maak steeds een andere zin; de woorden voor de persoonsvorm vormen één zinsdeel. Zet tussen de zinsdelen een streep; je knipt de zin dan in stukken.

Wat is het zinsdeel ik?

Om andere zinsdelen te vinden, moet je de zin eerst ontleden. Je kan dit pas doen als je de persoonsvorm weet. Alles wat voor de persoonsvorm ligt, is al een zinsdeel. Daarna moet je kijken of je andere gedeeltes van de zin voor de persoonsvorm kan zetten zonder dat de betekenis veranderd.

Hoe weet je hoe je een zinsdeel vindt?

Als eerste zoek je de persoonsvorm. De persoonsvorm is het eerste zinsdeel. Vervolgens kijk je naar de woorden die voor de persoonsvorm staan, dat is ook een zinsdeel. Als laatste kijk je welke woorden je samen voor de persoonsvorm kan zetten, samen zijn zij ook een zinsdeel.

De zinsdelen zijn: onderwerp, persoonsvorm, gezegde, meewerkend voorwerp, belanghebbend voorwerp, ondervindend voorwerp, oorzakelijk voorwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, bijvoeglijke bepaling, voorzetselvoorwerp en bepaling van gesteldheid.

Wat is zich in zinsontleding?

Zinsontleding is eigenlijk het verdelen van een zin in stukjes. Bestaat een stukje van de zin uit meerdere woorden dan noemen we dat een zinsdeel. De aparte woorden kunnen we onderverdelen in woordsoorten. Hieronder kun je zien welke zinsdelen en woordsoorten we in de Nederlandse taal kennen.

Wat is een persoonsvorm groep 7?

De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken of door de zin in een andere tijd te zetten. De afkorting van de persoonsvorm is; pv. Controleer door de woorden “om te” voor de persoonsvorm te zetten.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven