Inhoudsopgave
Hoe moest je onderduiken?
In sommige gevallen werden geheime ruimtes gecreëerd waar de onderduikers zich moesten schuilhouden. In andere gevallen (vooral bij kinderen) namen zij deel aan het ‘pleeggezin’. In dat laatste geval werd vaak gebruikgemaakt van valse papieren.
Wie helpen de onderduikers?
Wie waren de helpers? De bekendste helper van de onderduikers is Miep Gies, de secretaresse van Otto Frank. Zij en haar man Jan nemen Otto ook in huis als hij na de oorlog de enige van de familie blijkt te zijn die de verschrikkingen in de concentratiekampen heeft overleefd.
Hoeveel mensen zaten er ondergedoken?
Tijdens de oorlog zaten er in Nederland tussen de 300.000 en 330.000 mensen ondergedoken. Onder hen bevonden zich 28.000 Joden. Dit zijn er op het totale aantal onderduikers in verhouding misschien niet veel, maar op een Joodse gemeenschap van 140.000 mensen was het substantieel.
Waarom werden onderduikers verraden?
Verraad als aanleiding voor de onderduik stond lang centraal in onderzoek. Hieronder zie je een overzicht van theorieën die binnen dit scenario zijn onderzocht, maar onvoldoende onderbouwd zijn om voor waar aan te nemen. De SD kreeg via de telefoon een tip over het Achterhuis en dat was de aanleiding voor de inval.
Wie helpen de onderduikers in het Achterhuis?
Miep Gies, haar echtgenoot Jan Gies, Bep Voskuijl, haar vader Johan Voskuijl, Johannes Kleiman en Victor Kugler waren de vrienden en het kantoorpersoneel die hielpen met zaken als boodschappen, kleding, medicijnen, boeken en tijdschriften. Voor de onderduikers waren zij vaak het enige contact met de buitenwereld.
Welke mensen hielpen de onderduikers?
Naast Joodse mensen moesten ook Zigeuners, Katholieken, verzetsstrijders, Jehova getuigen, homoseksuelen en andere mensen die het niet eens waren met Hitler erg goed uitkijken. Soms moesten zij ook onderduiken.
Hoeveel onderduikers hebben het overleefd?
Nog andere groepen joden hebben de oorlog overleefd: circa 16.000 onderduikers, circa 10.000 gemengd-gehuwden, circa 3.000 personen die door de Duitser Calmeyer als ‘Halfjoden’ waren aanvaard, circa 1.100 niet-gemengd-gehuwde protestantse joden, circa 3.000 die erin geslaagd waren naar Zwitserland of elders te vluchten …
Waar gingen mensen onderduiken?
Onderduiken lukte het beste op het platteland. Ze leefde in schuren, kelders, achterkamers, zolders en andere plekken waar ze zich konden verstoppen.
Welke mensen hielpen onderduikers?
Belangrijke personen binnen deze organisatie waren Jan Meulenbelt, Hetty Voûte en Gisela Söhnlein, allen student. Zij werkten nauw samen met een Amsterdamse studentengroep die zich ook bezighield met het redden van joodse kinderen.
Wat waren de problemen als je wilde onderduiken?
Onderduikers hadden het idee dat ze niet mochten bestaan, dat ze er niet mochten zijn, dat ze een geheim leven moesten leven. Kinderen werden vaak gescheiden van hun ouders. Ze waren bang. Bang om opgepakt en weggevoerd te worden.