Inhoudsopgave
Wat is een ander woord voor verantwoordelijk?
aansprakelijk, verantwoordelijk. in Charivarius’ Een Ander Woord (1945): aansprakelijk: verantwoordelijk, verbonden, gehouden, vervolgbaar, schuldig.
Wat is een ander woord voor voordeel?
Synoniemen: baat, profijt. Bij gewin gaat het om geld. Praktisch of materieel voordeel heet nut of nuttigheid. Zie: opbrengst; pluspunt.
Wat is een ander woord voor letsel?
(-s), verhindering; nadeel, schade ; ongemak. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: letsel (zn): beschadiging, kwetsing, kwetsuur, laesie, verwonding.
Doen voorkomen synoniem?
afwenden, afweren, beletten, couperen, keren, letten, ondervangen, preveniëren, tegenhouden, verhinderen, verhoeden, verletten, vermijden.
Wat is de betekenis van verantwoord?
verantwoord – bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ver-ant-woord 1. zonder gevaar of risico ♢ de organisatie van de reis was heel verantwoord 2.
Wat betekent het woord verantwoordelijk?
verantwoordelijk – Bijvoeglijk naamwoord 1. iets met extra verplichtingen of moeilijkheden om het goed te laten lopen ♢ Hij doet verantwoordelijk werk als chirurg. 2. de verantwoordelijkheid hebbend ♢ Ik ben hiervoor verantwoordelijk.
Heeft baat synoniem?
baat, gewin, heil, nut, pluspunt, profijt, winst, zonzijde.
Wat is een voordeel?
het voordeel zelfst. naamw. Uitspraak: [‘vordel] Verbuigingen: voor|delen (meerv.) iets gunstigs of nuttigs, soms in vergelijking met iets anders Voorbeelden: `Een laptop biedt alleen maar voordelen.
Wat betekent het letsel?
Letsel is een beschadiging aan het lichaam. Een beschadiging die voor klachten zorgt. Misschien denkt u dan al snel aan open wonden en botbreuken. Ook verwondingen die niet zichtbaar zijn, zoals een whiplash of RSI-klachten, kunnen voor lichamelijke beperkingen zorgen.
Wat betekent het woord letsel?
1) Blessure 2) Blessure na een ongeval 3) Blessuur 4) Buil 5) Bult 6) Deer 7) Hinder 8) Kneuswond 9) Kneuzing 10) Kwetsuur 11) Leed 12) Lesie 13) Mankement 14) Nadeel 15)…
Kunnen voordoen synoniem?
gebeuren, omgaan, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, tot stand komen, voorkomen, voorvallen, zich afspelen, zich voltrekken, zich voordoen.