Inhoudsopgave
Hoe worden de jaren 50 genoemd?
De jaren 1950-1959 (van de christelijke jaartelling) zijn een decennium in de 20e eeuw.
Wat is er uitgevonden in 1950?
De eerste afstandsbediening, uitgevonden in 1950 door Zenith, was een eenvoudig apparaat genaamd de Lazy Bones. Het was aangesloten op de TV via een draad. Latere afstandsbedieningen, hadden ook kleurrijke namen als Flashmatic en Zenith Space Command.
Hoe heette Nederland in 1400?
Het gebied dat nu Nederland is werd economisch steeds belangrijker voor het rijk, waardoor de Bourgondiërs het een eigen naam gaven. Rond 1400 stond Nederland bekend als ‘de Lage landen bij de zee’. In de 15e eeuw werd het woord ‘Nederlanden’ voor het eerst gebruikt om het gebied aan te duiden.
Hoe was het om in de jaren 50 op te groeien?
Economische groei Ook de economische ontwikkeling vanaf 1950 is opzienbarend. De Nederlandse industrie biedt een gouden toekomst. Na 1950 verdrievoudigt het nationaal inkomen in ruim twintig jaar, er is nauwelijks werkloosheid, het consumptiepatroon verandert radicaal en de sociale uitgaven stijgen enorm.
Welke uitvindingen zijn er gedaan?
Lijst van uitvindingen
- A. Aardbevingenschaal. AK-47. Anatomie.
- B. Bakeliet. Balpen. Bankautomaat.
- C. Cassetterecorder. Celcius. Centrale verwarming.
- D. Daguerrotypie. Demografische kaart. Diorama.
- E. E=mc2. ECG. Elastiekje.
- F. Ferrisrad (Ferris-wheel) Fiets.
- G. Gasfornuis (elektrisch) Gebitsprothese.
- H. Haardroger. Heliocentrische theorie.
Wat is er in 2006 uitgevonden?
AMSTERDAM – De videosite YouTube is door het prestigieuze Time Magazine uitgeroepen tot ‘Beste uitvinding van het jaar 2006’.
Hoe heette vroeger Nederland?
In de Franse tijd wordt de oude Republiek der Nederlanden omgevormd tot een moderne eenheidsstaat. Deze krijgt de naam Bataafse Republiek (1795-1806). Onder Lodewijk Napoleon werd Nederland voor het eerst een Koninkrijk, het Koninkrijk Holland. Dit duurde slechts vier jaar (1806-1810).
Welke beroepen zijn er in de 20e eeuw ontstaan?
Zo is in 1930 niet minder dan 70 % van de beroepsbevolking werkzaam in industrie en ambacht; in 1947 nog 61 %. De eigenlijke textielindustrie voorziet dan in 75 % van de arbeidsplaatsen in deze sector, de confectiebedrijven in 11 % en toeleveringsbedrijven (vooral in de metaal) in 6 %.