Inhoudsopgave
Hoeveel keer 6 is 42?
Alleen de sommen 7 x 6, 8 x 6 en 9 x 6 zouden problemen op moeten leveren. Maar met ééntje erbij kom je al heel ver. Want weet je dat 6 x 6 = 36, dan is eentje erbij 7 x 6 = 42.
Hoeveel keer 7 is 56?
8 x 7 = 56. Het uitrekenen van een keersom kan dus veel sneller dan het herhaald optellen. Dit scheelt je veel rekentijd! Om snel te kunnen rekenen met de keersommen, is het handig om de keersommen uit je hoofd te leren.
Hoeveel keer 7 is 42?
Waar de tafel 7 x 6 = 42, kun je de deeltafel 42 : 6 = 7 doen (of 42 : 7 = 6).
Wat is de tafel van 55?
VERMENIGVULDIGEN: “TAFELS VAN VERMENIGVULDIGING”
| Tafel van 11 | Tafel van 12 |
|---|---|
| 1 x 11 = 11 2 x 11 = 22 3 x 11 = 33 4 x 11 = 44 5 x 11 = 55 6 x 11 = 66 7 x 11 = 77 8 x 11 = 88 9 x 11 = 99 10 x 11 = 110 | 1 x 12 = 12 2 x 12 = 24 3 x 12 = 36 4 x 12 = 48 5 x 12 = 60 6 x 12 = 72 7 x 12 = 84 8 x 12 = 96 9 x 12 = 108 10 x 12 = 120 |
Hoeveel keer 9 is 72?
Bijvoorbeeld: 8 × 9 = 9 × 8 = 72.
Hoe bereken je keer?
- Tel de cijfers van het eerste getal bij elkaar op. In dit voorbeeld is de uitkomst 12 (stap 1).
- Doe hetzelfde met het tweede getal. Via 11 (stap 1) kom je op 2 (stap 2).
- Doe hetzelfde met de berekende uitkomst. Je komt via 15 (stap 1) op het cijfer 6 (stap 2).
- Doe tot slot de berekening 3 x 2 = 6 (zie stap 3).
Hoeveel keer 4 is 32?
verdubbelen: als 2 × 4 = 8 dan is 4 × 4 = 8 + 8 = 16. halveren: als 10 × 8 = 80 dan is 5 × 8 = 80/2 = 40. een keertje meer: als 5 × 8 = 40 dan is 6 × 8 = 40 + 8 = 48. een keertje minder: als 5 × 8 = 40 dan is 4 × 8 = 40 – 8 = 32.
Wat is de tafel van 35?
Overzicht van de tafels van vermenigvuldiging
| Tafel van 1 | Tafel van 2 | Tafel van 5 |
|---|---|---|
| 4 x 1 = 4 | 4 x 2 = 8 | 4 x 5 = 20 |
| 5 x 1 = 5 | 5 x 2 = 10 | 5 x 5 = 25 |
| 6 x 1 = 6 | 6 x 2 = 12 | 6 x 5 = 30 |
| 7 x 1 = 7 | 7 x 2 = 14 | 7 x 5 = 35 |
Hoeveel keer 9 is 54?
6 x 9 = 54. 7 x 9. Er komen weer 9 bessen bij: 54 + 9 is 63 bessen. 7 x 9 = 63.
Hoe reken je Keersommen?
- Bij cijferend vermenigvuldigen noteer je de getallen onder elkaar.
- Tienduizendtallen, duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden noteer je boven de getallen.
- Vermenigvuldig eerst de eenheid met de bovenste rij.
- Vermenigvuldig daarna het tiental met de bovenste rij.