Waar waren de meeste plantages?

Waar waren de meeste plantages?

Vaak lagen ze in tropische of relatief warme oorden, zoals Amerika (denk aan Suriname – waar de WIC actief was, en ook aan de huidige Verenigde Staten) en het Caribische gebied (de Antillen).

Welke plantages?

Plantages komen meestal voor in de tropen, met gewassen als bijvoorbeeld suikerriet, koffie, thee, bananen, soja, ananas, aloë vera, teakhout, cacao, coca, hennep, opium en tabak.

Hoe kwamen de Nederlanders aan hun slaven?

In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.

Wat verbouwde slaven op plantages?

In Suriname werken veruit de meeste slaven op de plantages. Het eten is er eenzijdig. Het reglement van 1759 noemt als belangrijkste kost gewassen die op de plantage zelf worden verbouwd. Dat zijn wortelknollen en groenten die nu ook op de markt in Amsterdam te koop zijn, zoals tayer, bakbananen en cassave.

Welke tropische gebieden de Nederlanders plantages hebben laten aanleggen?

Zulke plantages zijn in deze vorm nergens anders dan in Suriname, Berbice, Demerara en Essequibo aangelegd. Er wordt ook tegenwoordig weinig aandacht besteed aan dit unieke erfgoed.

Wie was de grootste Nederlandse slavenhandelaar?

De West-Indische Compagnie speelde de grootste rol in de Hollandse trans-Atlantische slavenhandel. Deze organisatie had het monopolie op de slavenvaart en bracht tussen 1621 en 1730 ongeveer 273 duizend slaven vanuit Elmina (nu in Ghana) naar Amerika.

Welke plantages in Suriname?

In het stroomgebied van de Surinamerivier

Plantage Rivier Type product
Belwaarde Suriname koffie
Berg en Dal Suriname suikkerriet, later hout
Berlijn Parakreek hout
Boxel Suriname suikerriet

Wat voor werk deden slaven in Suriname?

Soorten slaven Huisslaven werkten in het huis van de meester. Veldslaven verrichtten arbeid op de plantage. Fabrieksslaven werkten in de nijverheid, bijvoorbeeld in de suikerfabrieken. Foetoeboys waren slaafgemaakten die altijd in de buurt van (de voeten van) de meester moesten blijven.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven